Fysica/Optica: verschil tussen versies

Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Micki (overleg | bijdragen)
Versie 219309 van 145.102.2.167 (overleg) ongedaan gemaakt.
Regel 51: Regel 51:
Deze waarde wordt vaak afgerond naar 300 000 kilometer per seconde. In natuurkundige formules wordt de lichtsnelheid meestal aangegeven met de letter c. In andere media, zoals lucht en water, is de lichtsnelheid lager dan in vacuüm. Verschillende media hebben in principe verschillende lichtsnelheden. We zeggen dat zij verschillende optische dichtheden hebben.
Deze waarde wordt vaak afgerond naar 300 000 kilometer per seconde. In natuurkundige formules wordt de lichtsnelheid meestal aangegeven met de letter c. In andere media, zoals lucht en water, is de lichtsnelheid lager dan in vacuüm. Verschillende media hebben in principe verschillende lichtsnelheden. We zeggen dat zij verschillende optische dichtheden hebben.


===Rechtlijnige voortplanting van het licht in een homogeen medium en schaduwvorming===
Faking harde porno}}
Aangezien licht zich rechtlijnig voortplant, kan het niet achter ondoorschijnende voorwerpen komen. Het niet verlichte gebied achter een ondoorschijnend voorwerp noemen we schaduw. De vorm van de schaduw wordt bepaald door de vorm van het voorwerp. Wiskundig gezien is een schaduw de projectie van een voorwerp, waarbij de projectierichting overeenkomt met de richting van de lichtstralen.

[[Image:Shadows-in-the-sand.jpg|thumb|center|300px|schaduw in het zand]]

====Een zonsverduistering====
Een zonsverduistering is een fenomeen, waarbij het licht van de zon de aarde niet bereikt, omdat de maan in de weg van het licht zit. Eigenlijk is het niet de zon, maar een gedeelte van de aarde, dat verduisterd wordt. De zon wordt door de maan bedekt en lijkt daardoor vanaf de aarde verduisterd te zijn.

====Een maansverduistering====
Een maansverduistering doet zich voor wanneer de aarde precies tussen de zon en de maan staat. Normaal weerkaatst de maan het licht van de zon naar de aarde, maar tijdens een maansverduistering staat de aarde in de weg en ontvangt de maan geen zonlicht; de maan bevindt zich in de schaduw van de aarde. Een maansverduistering kan enkel plaatsvinden bij volle maan.

====De schijngestalten van de maan====
[[Image:Lunar_libration_with_phase2.gif|thumb|center|200px]]
De maan draait om de aarde. De lichtstralen van de zon verlichten altijd slechts het halve oppervlak van de maan. Afhankelijk van de stand van de maan, is het gedeelte van het maanoppervlak dat we vanaf aarde zien geheel verlicht (volle maan), gedeeltelijk verlicht of onverlicht (nieuwe maan).

[[Image:Mond_Grafik1.jpg|thumb|center|400px]]

Omdat we enkel het verlichte deel van de maan kunnen zien lijkt het alsof de maan van vorm verandert. Dit noemen we de schijngestalten van de maan.

[[Image:Mond_Phasen.jpg|thumb|center|400px]]

Men onderscheidt vijf schijngestalten:
# nieuwe maan (1)
# eerste kwartier (2)
# halve maan (3 + 7)
# volle maan (5)
# laatste kwartier (8)

<!--Is niet juist
{| style="float:center;" style="width:40em;"
| [[Image:No_moon_drawing.png]]
| [[Image:Right_half_moon_drawing.png]]
| [[Image:Full_moon_drawing.png]]
| [[Image:Left_half_moon_drawing.png]]
|-
| nieuwe maan
| eerste kwartier
| volle maan
| laatste kwartier
|}
-->
{{Link|
|link=
[http://www.walburgcollege.nl/vakken/natuurkunde/ntnujava/maanfase_nl/Maanfase_nl.htm Schijngestalten van de maan]: Applet van het Walburgcollege waarmee de schijngestalten van de maan kunnen bekeken worden. LINK KLOPT NIET!
}}


===Weerkaatsing van licht===
===Weerkaatsing van licht===

Versie van 27 jan 2011 14:34

Optica

Optica is het deel van de fysica dat eigenschappen van het licht beschrijft, en zich bezighoudt met de verschijnselen die zich voordoen als licht invalt op voorwerpen.

Reeds in de 17de eeuw ontdekte Christiaan Huygens dat licht zich net zo gedroeg als een golf op een wateroppervlak. Enkele jaren later beweerde Isaac Newton echter dat licht bestaat uit deeltjes. Met beide theorieën kan je een deel van de eigenschappen van het licht verklaren.

Door de eigenschappen van het licht te bestuderen, zijn veel toepassingen ontstaan.

De camera obscura

Een camera obscura (Latijn voor donkere kamer) is een verduisterde doos, waarbij in een van de wanden een klein gaatje is aangebracht. Het hierdoor invallende licht werpt een afbeelding van de buitenwereld op de tegenoverliggende wand. Als de achterwand van de camera obscura doorzichtig wordt gemaakt (bijvoorbeeld met matglas), is de afbeelding van buitenaf te zien.

Voordat de lichtgevoelige plaat was ontdekt (rond 1800), was de camera obscura een kermisattractie. Men kon immers de wereld buiten ongezien bespieden. Met spiegels werd er voor gezorgd dat de afbeelding weer rechtop kwam te staan. Kunstschilders gebruikten de camera obscura als hulpmiddel om de werkelijkheid nauwkeurig over te kunnen nemen op hun doek. In de Victoriaanse tijd werden er camera's obscura gebouwd ter grootte van een huis, waarin men tegen betaling een blik kon werpen op de omgeving.

Lichtbronnen

Licht moet ergens vandaan komen. Een voorwerp dat zelfstandig licht uitzendt, noemt men een directe lichtbron. Voorbeelden van directe lichtbronnen zijn:

  • de zon
  • een gloeilamp
  • een glimworm
  • een kaars
  • een ster

Donker lichaam

Een voorwerp dat geen licht uitzendt, noemt men een donker lichaam. Een donker lichaam kan wel licht weerkaatsen. Voorbeelden van donkere lichamen die licht weerkaatsen, zijn:

  • de maan
  • een spiegel
  • het oog van een kat
  • een fietsreflector
  • een persoon
  • een bank

Er zijn ook voorwerpen die weinig of geen licht weerkaatsen. Voorwerpen die donker van kleur zijn, weerkaatsen slechts weinig licht, maar absorberen het.

Ondoorschijnende, doorschijnende en doorzichtige voorwerpen

Als je achtereenvolgens een glazen plaat, een blad papier en een stuk karton voor een lamp plaatst, kun je het volgende waarnemen:

  • Door de glazen plaat kun je de lamp duidelijk zien. De glazen plaat is een doorzichtig voorwerp.
  • Door het blad papier kun je het licht van de lamp wel zien, maar de lamp zelf is niet duidelijk zichtbaar. Een blad papier is een doorschijnend voorwerp.
  • Door het stuk karton kun je noch de lamp, noch het licht van de lamp zien. Een stuk karton is een ondoorschijnend voorwerp.

Lichtbundels en lichtstralen

Omdat licht zich in principe rechtlijnig voortplant, stellen we ons licht voor als bestaande uit lichtstralen. In werkelijkheid bestaat licht niet uit stralen, maar kan licht beschreven worden als elektromagnetische golven of als deeltjes die men fotonen noemt. Het blijkt echter heel handig om de werking van bijvoorbeeld spiegels en telescopen uit te leggen door gebruik te maken van een model waarin licht als stralen wordt opgevat.

Een lichtbron zendt lichtstralen uit, die we gezamenlijk als lichtbundel aanduiden. De stralen in een lichtbundel kunnen ten opzichte van elkaar verschillende richtingen hebben.

Een lichtbundel met stralen die uit elkaar gaan, noemen we een divergerende lichtbundel.

Een lichtbundel met stralen die evenwijdig zijn, noemen we een parallelle lichtbundel. De belangrijkste lichtbron is de zon. De zon is heel ver van ons verwijderd, zodat de lichtstralen die op aarde invallen bijna evenwijdig zijn. Maar omdat ze niet helemaal recht invallen zijn ze niet parallel,maar divergerend want de lichtstralen gaan een beetje uit elkaar.

Soms gaan de lichtstralen van een lichtbundel naar elkaar toe. Zo'n lichtbundel noemen we een convergerende lichtbundel.

Lichtsnelheid

Licht plant zich in vacuüm en in de meeste stoffen (media) voort met een zeer grote snelheid. De lichtsnelheid in vacuüm is 299 792 458 m/s. Dit is een exacte waarde omdat de meter is gedefinieerd als: 'De afstand die licht in vacuüm in 1/299792458 seconde aflegt'. Daaruit volgt dus dat licht in één seconde 299792458 meter aflegt.
Deze waarde wordt vaak afgerond naar 300 000 kilometer per seconde. In natuurkundige formules wordt de lichtsnelheid meestal aangegeven met de letter c. In andere media, zoals lucht en water, is de lichtsnelheid lager dan in vacuüm. Verschillende media hebben in principe verschillende lichtsnelheden. We zeggen dat zij verschillende optische dichtheden hebben.

Rechtlijnige voortplanting van het licht in een homogeen medium en schaduwvorming

Aangezien licht zich rechtlijnig voortplant, kan het niet achter ondoorschijnende voorwerpen komen. Het niet verlichte gebied achter een ondoorschijnend voorwerp noemen we schaduw. De vorm van de schaduw wordt bepaald door de vorm van het voorwerp. Wiskundig gezien is een schaduw de projectie van een voorwerp, waarbij de projectierichting overeenkomt met de richting van de lichtstralen.

schaduw in het zand

Een zonsverduistering

Een zonsverduistering is een fenomeen, waarbij het licht van de zon de aarde niet bereikt, omdat de maan in de weg van het licht zit. Eigenlijk is het niet de zon, maar een gedeelte van de aarde, dat verduisterd wordt. De zon wordt door de maan bedekt en lijkt daardoor vanaf de aarde verduisterd te zijn.

Een maansverduistering

Een maansverduistering doet zich voor wanneer de aarde precies tussen de zon en de maan staat. Normaal weerkaatst de maan het licht van de zon naar de aarde, maar tijdens een maansverduistering staat de aarde in de weg en ontvangt de maan geen zonlicht; de maan bevindt zich in de schaduw van de aarde. Een maansverduistering kan enkel plaatsvinden bij volle maan.

De schijngestalten van de maan

De maan draait om de aarde. De lichtstralen van de zon verlichten altijd slechts het halve oppervlak van de maan. Afhankelijk van de stand van de maan, is het gedeelte van het maanoppervlak dat we vanaf aarde zien geheel verlicht (volle maan), gedeeltelijk verlicht of onverlicht (nieuwe maan).

Omdat we enkel het verlichte deel van de maan kunnen zien lijkt het alsof de maan van vorm verandert. Dit noemen we de schijngestalten van de maan.

Men onderscheidt vijf schijngestalten:

  1. nieuwe maan (1)
  2. eerste kwartier (2)
  3. halve maan (3 + 7)
  4. volle maan (5)
  5. laatste kwartier (8)
Schijngestalten van de maan: Applet van het Walburgcollege waarmee de schijngestalten van de maan kunnen bekeken worden. LINK KLOPT NIET!

Weerkaatsing van licht

Als licht invalt op een voorwerp, zal het licht terugkaatsen en van richting veranderen. Het is doordat licht weerkaatst wordt dat we voorwerpen die geen licht uitzenden (donkere lichamen), kunnen zien.

Dat licht weerkaatst wordt is zo vanzelfsprekend, dat het bijna overbodig lijkt om de weerkaatsing van licht verder te onderzoeken. Toch is het belangrijk om dit verschijnsel te bestuderen.

Als men een smalle lichtbundel op een witte muur laat schijnen, ziet men een lichtvlek op de muur. Als men dezelfde lichtbundel op een spiegel laat schijnen, ziet men geen lichtvlek. De oorzaak hiervan is de verschillende manier waarop het licht weerkaatst wordt door het voorwerp.

Als je de muur met een microscoop zou bestuderen, zou je zien dat deze heel veel oneffenheden bevat. De muur zal het licht in alle richtingen weerkaatsen. Dit noemen we diffuse weerkaatsing. De spiegel is helemaal vlak en zal het licht in één richting terugkaatsen. Enkel indien we ons in de weerkaatste lichtbundel bevinden, zullen we de lichtstralen kunnen zien.

Een lichtstraal die invalt op een voorwerp, valt altijd in op een bepaald punt van het voorwerp. Het invalspunt is het punt waar de invallende straal het voorwerp raakt. De lijn die loodrecht op het voorwerp staat en door het invalspunt gaat, noemen we de normaal. De hoek die de invallende lichtstraal maakt met de normaal, noemen we de invalshoek, en de hoek die de weerkaatste lichtstraal maakt met de normaal, noemen we de weerkaatsingshoek.

De wet van de terugkaatsing luidt als volgt: De invalshoek van een lichtstraal is altijd gelijk aan de weerkaatsingshoek.

We kunnen m.b.v. een experiment deze wet controleren. Door te onderzoeken welke invalshoek overeenkomt met welke weerkaatsingshoek, kunnen we controleren dat deze wet inderdaad klopt.

Beeldvorming bij vlakke spiegels

Bij vlakke spiegels zien we als gevolg van de wijze van terugkaatsen van de lichtstralen, een spiegelbeeld op gelijke afstand van de spiegel als het voorwerp voor de spiegel, en in afmetingen daaraan gelijk. De afstand van een punt tot een rechte is de afstand van dat punt tot het voetpunt van de loodlijn uit dat punt op die rechte.

Breking van het licht

Als een lichtstraal vanuit de lucht een wateroppervlak treft en z'n weg in het water vervolgt, treedt een welbekend verschijnsel op: de lichtstraal gaat niet rechtdoor, maar wordt gebroken. Als gevolg daarvan zien we een stok die gedeeltelijk in het water staat alsof er een knik in zit. Dit verschijnsel heet breking van het licht; het doet zich voor telkens wanneer licht het grensvlak passeert tussen media van verschillende optische dichtheid.

Indien we een lichtstraal loodrecht op een wateroppervlak laten invallen, zal de lichtstraal niet breken. Als we in stilstaand water recht naar beneden kijken, ziet alles er gewoon uit.

Als licht van een stof met lage dichtheid, overgaat in een stof met hogere dichtheid, breekt het licht naar de normaal toe. De hoek tussen de gebroken lichtstraal en de normaal noemen we de brekingshoek. De brekingshoek zal kleiner zijn dan de invalshoek.

De verhouding tussen de invalshoek en de brekingshoek wordt bepaald door de optische dichtheid of brekingsindex van elk medium waar de lichtbundel doorheen loopt. Dit verschijnsel kunnen we samenvatten in volgende wet:

De Wet van Snellius

Hierin is:

  • n1: de brekingsindex van de eerste stof
  • n2: de brekingsindex van de tweede stof
  • Θ1: de invalshoek
  • Θ2: de brekingshoek


Breking van lichtstralen: Applet van Walter Fendt waarmee de breking van lichtstralen bij verschillende stoffen kan bekeken worden.
Breking van licht: Les van natuurkunde.nl over de breking van licht.

Omkeerbaarheidsprincipe

Grenshoek

Als licht het grensvlak treft van een optisch minder dichte stof, is er een invalshoek waarbij de brekingshoek juist 90° is. Er treedt dan geen breking meer op, maar het grensvlak fungeert als spiegel en er treedt volledige reflectie op. In formulevorm betekent dit dat = 90°.
Dit fenomeen wordt o.a. gebruikt bij glasvezelkabels.

Totale weerkaatsing

Lenzen

Wanneer we een druppel olie op een blad papier bekijken, wordt het beeld onder de druppel vervormd. Dit komt doordat de druppel olie het licht breekt. De druppel gedraagt zich als een bolle lens.

Een lens is een doorzichtig voorwerp dat begrensd wordt door minstens één gebogen oppervlak.

  • Bolle lenzen of convexe lenzen : zijn in het midden dikker dan aan de zijkanten.
  • Holle lenzen of concave lenzen : zijn in het midden dunner dan aan de zijkanten.

Brandpunten

Een evenwijdige bundel evenwijdig met de hoofdas wordt door de lens gebroken, waarna de gebroken stralen samenkomen in een punt op de hoofdas. Dat punt wordt een brandpunt van de lens genoemd. Er zijn twee brandpunten, gelegen aan weerszijden van de lens op gelijke afstanden van de lens. De afstand tussen het midden van de lens en een brandpunt heet de brandpuntsafstand. De naam brandpunt verwijst ernaar dat het licht van de zon dat geconcentreerd wordt in het brandpunt, de temperatuur in het brandpunt zo hoog doet oplopen, dat materiaal kan ontbranden. In figuren wordt een brandpunt gewoonlijk aangegeven met de hoofdletter F en de brandpuntsafstand met de kleine letter f van het Latijse focus.

De drie hoofdstralen

Bij de beeldconstructie zijn er 3 hoofdstralen, van waaruit een beeld kan worden opgebouwd:

  • Eén evenwijdig aan de hoofdas, die na de hoofdas wordt afgebogen door het brandpunt (parallelstraal).
  • Een straal, recht door het optisch middelpunt. Deze lichtstraal wordt niet gebroken (centrumstraal).
  • Een straal door het brandpunt, die in de lens wordt gebroken en vanaf daar evenwijdig aan de hoofdas verder gaat (brandstraal).

NB: De term 'hoofdas' wordt vaak juist gebruikt voor de lijn haaks op de lens (in bovenstaande figuur aangeduidt met N)

Beeldvorming bij de bolle lens

Men kan bij een lens het beeld construeren m.b.v. twee van de drie hoofdstralen.

We voeren een aantal begrippen in:

  • f is de brandpuntsafstand.
  • v is de afstand van het voorwerp tot de lens
  • b is de afstand van het beeld tot de lens
  • V is de grootte van het voorwerp
  • B is de grootte van het beeld
Eerste geval: v > 2f

De voorwerpsafstand is groter dan het dubbele van de brandpuntsafstand. In dit geval staat het beeld omgekeerd en is het verkleind. Een toepassing die gebruik maakt van dit geval is het fototoestel. De werkelijkheid wordt verkleind en omgekeerd op een film of CCD geprojecteerd.

Tweede geval: v = 2f

De voorwerpsafstand is gelijk aan het dubbele van de brandpuntsafstand. In dit geval staat het beeld omgekeerd en is het even groot.

Derde geval: 2f > v > f

De voorwerpsafstand is groter dan de brandpuntsafstand maar kleiner dan het dubbele van de brandpuntsafstand. Het beeld staat omgekeerd en is vergroot. Een toepassing die gebruik maakt van dit geval is een diaprojector. De dia (voorwerp) wordt vergroot op een scherm geprojecteerd.

Vierde geval: v = f

De voorwerpsafstand is gelijk aan de brandpuntsafstand. In dit geval is er geen beeld. De stralen treden als een evenwijdige bundel uit. Dit werd toegepast in kleinere zoeklichten die voor de bundelvorming met een lens waren uitgerust.

Vijfde geval: f > v

De voorwerpsafstand is kleiner dan de brandpuntsafstand. In dit geval is het beeld virtueel. Het staat rechtop en is vergroot. Een toepassing die gebruik maakt van dit geval is een vergrootglas. Let hierbij op de stippellijnen die terug lopen, teken dit niet als gewone lijnen (!)

Lenzenformules

Eerste lenzenwet

Hierin is:

  • N: de vergrotingsfactor
  • v: de afstand van het voorwerp tot de lens (in meters)
  • b: de afstand van het beeld tot de lens (in m)
  • V is de grootte van het voorwerp (in m)
  • B is de grootte van het beeld (in m)


Tweede lenzenwet

Hierin is:

  • f: de brandpuntsafstand (in m)
  • v: de afstand van het voorwerp tot de lens (in m)
  • b: de afstand van het beeld tot de lens (in m)


De afstand van het voorwerp tot de lens (v), wordt de voorwerpsafstand genoemd. De afstand van het beeld tot de lens (b), wordt de beeldafstand genoemd.

Als v heel groot is, dan is 1/v ongeveer gelijk aan nul. De tweede lenzenwet wordt dan:

Wiskundig bewijs voor de tweede lenzenwet

Je kan de tweede lenzenwet bewijzen m.b.v. gelijkvormige driehoeken.

Toepassingen

Het vergrootglas

Bij het vergrootglas is v < f. Het voorwerp staat dus dichter bij de lens dan het brandpunt. In dat geval krijg je een virtueel beeld. Het beeld staat rechtop; aan dezelfde kant als het voorwerp en is vergroot.

Het oog

De voorste oogkamer, die de voornaamste lenswerking van het oog verzorgt, projecteert samen met de ooglens voor de scherpstelling, een scherp, kopstaand beeld op het netvlies. De lichtsterkte ervan wordt, net als bij een camera, geregeld door een diafragma. Bij de mens heeft het regenboogvlies de functie van diafragma. Kringspiertjes trekken dit, afhankelijk van de lichtsterkte, in meer of mindere mate dicht.

Op het netvlies bevinden zich lichtgevoelige zenuwcellen, die een signaal naar de hersenen afgeven dat afhankelijk is van de hoeveelheid licht op de plaats van de cel op het netvlies. Alle prikkels tezamen worden door de oogzenuw naar de hersenen getransporteerd, die er een beeld van maken.

De telescoop

In een telescoop zitten meerdere lenzen. Vaak is het ook een combinatie van lenzen met spiegels. Het beeld is sterk vergroot. Met een telescoop kun je goed hemellichamen bekijken omdat een telescoop sterk vergroot.

Het fototoestel

Bij een fototoestel zorgt de lens voor een verkleind reeel beeld. Dit beeld staat op zijn kop en komt terecht in de achterkant van de camera. Vroeger zat daar een filmrolletje. Na ontwikkelen kon dat worden afgedrukt en had je foto's. In een digitale camera zitten daarlichtgevoelige cellen. Die sturen informatie door naar een geheugenkaart. Met een digitale camera kunnen foto's worden afgedrukt, maar ook kun je ze op TV afbeelden of op je computer bekijken.

Opgave:

  • Als er bij een optreden rook over het podium wordt geblazen, kan je duidelijk de stralenbundels van de spots zien. Verklaar hoe dit komt.
  • Hoe komt het dat je in een aangedampte spiegel geen beeld meer kan waarnemen?
  • Waarom zijn de muren in een filmzaal meestal zwart? Waarom is het doek waarop geprojecteerd wordt wit? Hoe kan je een zwarte kat in een wit sneeuwlandschap projecteren.
  • Je kijkt naar een duiker die zich in een zwembad bevindt. Bevindt deze duiker zich a) dieper of b) minder diep dan waar jij hem ziet? Verklaar m.b.v. een tekening.
  • Een lichtjaar is de afstand die het licht aflegt in één jaar. Bereken hoeveel km een lichtjaar is.
  • Op aarde is de hemel overdag blauw, wit of grijs. Op de maan is de hemel overdag zwart. Hoe kan dit?
  • De maan draait elke 28 dagen eenmaal rond de aarde. Een maansverduistering komt veel minder voor. Verklaar hoe dit komt.
  • Indien er een maansverduistering is, kan iedereen die zich op het juiste halfrond bevindt bewonderen. Indien er een zonsverduistering is, dan kunnen slechts weinig mensen deze bewonderen. Verklaar het verschil.
  • Een lichtstraal gaat over van lucht naar water. De invalshoek bedraagt 25°. Bereken de brekingshoek.
  • Een lichtstraal gaat over van lucht naar glas. De brekingshoek bedraagt 15°. Bereken de invalshoek.
  • Een bolle lens geeft een scherp beeld op een afstand van 120 cm. De brandpuntsafstand bedraagt 60 cm. Bereken op welke afstand het voorwerp staat, en bereken de vergroting.
  • Een bolle lens geeft een scherp beeld van 20 cm hoog op een afstand van 60 cm. De brandpuntsafstand bedraagt 40 cm. Op welke afstand staat het voorwerp, en hoe groot is het voorwerp?

Oplossingen

 


Wikipedia
Deze pagina is vrijgegeven onder de GNU Free Documentation License (GFDL) en nog niet onder CC-BY-SA. Klik hier voor meer informatie.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.