Sociale geschiedenis van de vroege middeleeuwen/Vraat- en hebzucht: verschil tussen versies

Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Beetjedwars (overleg | bijdragen)
Beetjedwars (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4: Regel 4:
==Maaltijd==
==Maaltijd==
Men geloofde dat men van samen eten sterk werd en dat het het gemeenschapsgevoel begunstigde. Ook zou men contact krijgen met de goden die een bron van leven waren. Het avondmaal was belangrijker dan het middagmaal.
De Germanen in de vroege Middeleeuwen geloofden dat men van samen eten sterk werd en dat het het gemeenschapsgevoel begunstigde. Ook zou men contact krijgen met de goden die een bron van leven waren. Het avondmaal vond men belangrijker dan het middagmaal.


==Eetgewoonten==
==Eetgewoonten==
De beker en de kegelvormige vaas verbreidden zich na de vijfde eeuw. Schalen verdrongen de kelken. Kelken konden met één hand worden opgenomen maar schalen moesten met twee handen worden opgenomen. Daaruit kan afgeleid worden, dat de Romeinse gewoonte om aan het diner aan te liggen en op een elleboog te steunen, verdween ten gunste van het Gallische en Germaanse gebruik om zittend rond de tafel te eten, waarbij allebei de handen vrij waren. Op deze manier kon men zelfs lepel en mes gaan gebruiken, maar men at toch voornamelijk met de handen, zodat deze tijdens de maaltijd vaak gewassen moesten worden.
Na de vijfde eeuw gebruikte men steeds meer bekers. Schalen verdrongen de kelken. Kelken konden met één hand worden opgenomen maar schalen moesten met twee handen worden opgenomen. Daaruit kan afgeleid worden, dat de Romeinse gewoonte om aan het diner aan te liggen en op een elleboog te steunen, verdween ten gunste van het Gallische en Germaanse gebruik om zittend rond de tafel te eten, waarbij allebei de handen vrij waren. Op deze manier kon men zelfs lepel en mes gaan gebruiken, maar men at toch voornamelijk met de handen, zodat deze tijdens de maaltijd vaak gewassen moesten worden.


==Keuken==
==Keuken==
*De [[w:Franken (volk)|Franken]] vonden de soep uit: aan het begin van de maaltijd dienden ze [[w:bouillon (voedsel)|vleesbouillon]] op waar ze brood in sopten. Soms deden ze er nog gevogelte in of grauwe erwten.
*De [[w:Franken (volk)|Franken]] vonden de soep uit: aan het begin van de maaltijd dienden ze [[w:bouillon (voedsel)|vleesbouillon]] op waar ze brood in sopten. Soms deden ze er nog gevogelte in of grauwe erwten.
*De Gallo-Romeinen hadden een [[w:moes|moes]] van gedroogde groenten (pulmentum).
*De Gallo-Romeinen aten een [[w:moes|moes]] van gedroogde groenten (pulmentum).
*Verder waren er schotels van vlees met saus en gegrilleerd vlees van rund, schaap, varken of zwijn.
*Verder waren er schotels van vlees met saus en gegrilleerd vlees van rund, schaap, varken of zwijn.
*Daaromheen werden [[w:kool (plant)|kool-]], [[w:Wortel (plant)#wortelknol|knol-]], en [[w:knolraap|raap]]soorten geserveerd.
*Daaromheen werden [[w:kool (plant)|kool-]], [[w:Wortel (plant)#wortelknol|knol-]], en [[w:knolraap|raap]]soorten geserveerd.
*Het voedsel was gekruid met [[w:knoflook|knoflook]], [[w:ui (plant)|ui]], [[w:specerij|specerijen]], [[w:peper|peper]], [[w:komijn|komijn]], [[w:kruidnagel|kruidnagels]], [[w:kaneel|kaneel]], [[w:nardus|nardus]], [[w:cayennepeper|cayennepeper]] en [[w:muskaat|muskaat]] uit [[w:Chios (eiland)|Chios]]. Van de kruiden geloofde men dat ze de spijsvertering zouden bevorderen.
*Het voedsel was gekruid met [[w:knoflook|knoflook]], [[w:ui (plant)|ui]], [[w:specerij|specerijen]], [[w:peper|peper]], [[w:komijn|komijn]], [[w:kruidnagel|kruidnagels]], [[w:kaneel|kaneel]], [[w:nardus|nardus]], [[w:cayennepeper|cayennepeper]] en [[w:muskaat|muskaat]] uit [[w:Chios (eiland)|Chios]]. Van de kruiden geloofde men dat ze de spijsvertering zouden bevorderen.
*Daaroverheen sprenkelde men [[w:Garum|Garum]]<ref>[[Sociale geschiedenis van het Romeinse rijk/Keuken#Vissaus|Garum in het Romeinse rijk]]</ref>, een aftreksel van de gezouten ingewanden van [[w:makreel (vis)|makreel]] en [[w:steuren|steur]] en [[w:oester|oesters]].
*Daaroverheen sprenkelde men [[w:Garum|Garum]]<ref>[[Sociale geschiedenis van het Romeinse rijk/Keuken#Vissaus|Garum in het Romeinse rijk]]</ref>, een aftreksel van de gezouten ingewanden van [[w:makreel (vis)|makreel]] en [[w:steuren|steur]] en van [[w:oester|oesters]].


==Vraatzucht==
==Vraatzucht==
Vraatzucht was al in de vierde eeuw algemeen en de Germanen deden er nog een schepje bovenop.
Vraatzucht was al in de vierde eeuw algemeen bij de Germanen. De rijkeren vraten en zopen soms de hele nacht door en bleven in de ochtend liggen waar ze dronken neergezegen waren om de dag te verslapen. Ook de slaven kregen hun deel.
De buiken van de disgenoten zwollen op als balonnen. De rijkeren vraten en zopen soms de hele nacht door en bleven in de ochtend liggen waar ze dronken neergezegen waren om de dag te verslapen. Ook de slaven kregen hun deel.


Vraatzucht en dronkenschap waren niet alleen het voorrecht van de rijken. Wijn was goedkoop en lag binnen ieders bereik. De vreet- en slempfestijnen waren algemeen verbreid, zowel in de Merovingische als in de Karolingische tijd.
Vraatzucht en dronkenschap waren echter niet alleen het voorrecht van de rijken. Wijn was goedkoop en lag binnen ieders bereik. De vreet- en slempfestijnen waren algemeen verbreid, zowel in de [[w:Merovingen|Merovingische]] als in de [[w:Karolingen|Karolingische]] tijd.


==Kloosters==
==Kloosters==

Versie van 23 jun 2009 09:59

Sjabloon:Sociale geschiedenis van de vroege Middeleeuwen

7. Vraat- en hebzucht

Maaltijd

De Germanen in de vroege Middeleeuwen geloofden dat men van samen eten sterk werd en dat het het gemeenschapsgevoel begunstigde. Ook zou men contact krijgen met de goden die een bron van leven waren. Het avondmaal vond men belangrijker dan het middagmaal.

Eetgewoonten

Na de vijfde eeuw gebruikte men steeds meer bekers. Schalen verdrongen de kelken. Kelken konden met één hand worden opgenomen maar schalen moesten met twee handen worden opgenomen. Daaruit kan afgeleid worden, dat de Romeinse gewoonte om aan het diner aan te liggen en op een elleboog te steunen, verdween ten gunste van het Gallische en Germaanse gebruik om zittend rond de tafel te eten, waarbij allebei de handen vrij waren. Op deze manier kon men zelfs lepel en mes gaan gebruiken, maar men at toch voornamelijk met de handen, zodat deze tijdens de maaltijd vaak gewassen moesten worden.

Keuken

Vraatzucht

Vraatzucht was al in de vierde eeuw algemeen bij de Germanen. De rijkeren vraten en zopen soms de hele nacht door en bleven in de ochtend liggen waar ze dronken neergezegen waren om de dag te verslapen. Ook de slaven kregen hun deel.

Vraatzucht en dronkenschap waren echter niet alleen het voorrecht van de rijken. Wijn was goedkoop en lag binnen ieders bereik. De vreet- en slempfestijnen waren algemeen verbreid, zowel in de Merovingische als in de Karolingische tijd.

Kloosters

Ook in de kloosters heerste de vraatzucht. De welvaart van de Karolingische tijd bracht een overvloed aan voedsel met zich mee. Het vasten van sommige monniken en van de kluizenaars[2] stond hiermee in scherp contrast.

Elke monnik nuttigde per dag:

  • 1,7 kg brood, (1,4 kg voor een kloosterzuster)
  • 1,5 liter wijn of bier. De wijn was met venkel, munt of salie gekruid.
  • 70-100 gram kaas
  • 230 gram linzen- of erwtensoep (130 gram voor de nonnen).

De leken binnen en buiten het klooster kregen per dag:

  • 1,5 kg brood
  • 1,5 liter wijn of bier
  • meer dan 100 gram vlees
  • meer dan 200 gram gedroogde puree van groenten
  • 100 gram kaas tot besluit.

Het komt allemaal neer op circa 6000 calorieën[3].

Men was ervan overtuigd dat alleen zware en vette gerechten en vooral brood voedzaam waren. Alles dat aan het brood werd toegevoegd was eigenlijk bijzaak. Wortels, fruit, vlees en zware soepen waren allemaal bijzaak. Als er geen borden waren, at men de lekkernijen op een snee brood.

De zwaar verteerbare schotels moesten uiteraard aangelengd worden om ze te "laten zakken". En dat deed men met wijn. Sommigen denken dat dit een lichte wijn geweest moet zijn. Dat is echter niet zeker, want als de wijn op was en men over moest gaan op bier, werden de hoeveelheden verdubbeld.

Men gebruikte kruiden, specerijen en het garum om de eetlust op te wekken. Tijdens en na de maaltijden klonken er luide scheten en boeren, want dit was een teken van gezondheid en een teken voor de gastheer dat het gesmaakt had

De boeren aten ongeveer hetzelfde en vrijwel dezelfde hoeveelheden, hoewel zij door hun zware arbeid de in de maaltijden aanwezige calorieën ongeveer wel opgebruikten[4].

Gregorius van Tours ergerde zich over deze vraatzucht en Columbanus hield zijn monniken voor om alleen wortels, knollen, rapen, gedroogde groenten en meelpap te eten om de maag niet te belasten en de geest niet te verstikken.

Feesten

Tot nu toe zijn alleen de 'gewone' porties behandeld. Maar er waren ook feesten. De monniken, kanunniken en leken kregen dan circa een derde meer. En er waren veel feesten. De christenen kenden zeker 60 feestdagen. Daar kwamen de gedenkdagen van heiligen nog bij en de herdenkingsmaaltijden ter ere van de leden van Karolingische familie. Men at op deze dagen wel ongeveer dezelfde hoeveelheid brood als anders, maar het rantsoen voor wijn en groenten werd verdubbeld. Tevens kreeg iedereen op deze bijzondere dagen zes eieren en twee stuks gevogelte of een kilo vlees. Deze feestmalen bevatten circa 9000 calorieën.

In de vastentijd kregen de monniken schol, haring of paling in plaats van vlees of gevogelte.

Achtergronden

Dronkenschap vond men geen probleem want men zag het als een geschenk der goden.

De maaltijden zaten vol zetmeel en proteïnen en bevatten nauwelijks vitaminen. Er werden dus lange siësta's gehouden om de zaak te verteren.

Omdat de voeding niet evenwichtig was, kwam het hongergevoel snel terug en moest er weer gebunkerd worden. Men werd dus vet. De oudere kloosterzusters leden aan verstopping. De gelovigen gaven hen dan heel lief een paar biggetjes. Om op te eten zodat het beter zou gaan.

Deze slemppartijen hadden Germaanse gebruiken als achtergrond: offermaaltijden voor de goden en de samenzweringen[5] van de gilden. Men dacht dat de vreetpartijen een goede groei en voortplanting garandeerden. Ze werden vaak opgedragen aan het heil van de Karolingische familie en gingen vergezeld van verplichte gebeden opdat de koningin of keizerin nageslacht zouden krijgen. De dikke pens van de monnik zou dan de dikke buik van de koningin moeten bevorderen. De gebeden aan de banketten zouden het welzijn van het rijk en de keizer, de gezondheid van zijn vrouw en kinderen, de overwinning van het leger en het slagen van de oogst bevorderen. Zelfs een flink deel van de liturgische tijd werd aan deze banketten besteed.

Ergens in de tiende eeuw veranderde dit, voorzover het de dagelijkse maaltijden betrof. Maar de banketten van twee of drie dagen bleven. De Karolingische eetgewoonten en zeker het gebruik van wijn werden door de elfde eeuwse concilies streng verboden voor geestelijken. Maar andere mensen bleven er gewoon mee doorgaan.

Hebzucht

Bestand:Arte franca della seconda metà del VII secolo circa, fibula a disco in lastra d'oro su bronzo.jpg
Mantelspeld, ca. 7e eeuw, goud op brons
Bestand:Arte franca della seconda metà del VI secolo, fibula a staffa in argento dorato.jpg
Mantelspeld, ca. 6e eeuw, zilver

Hebzucht was alom. Aan het einde van de Merovingische tijd begonnen de adel en de rijke geestelijkheid geld te verzamelen en enorme persoonlijke of kerkelijke schatten op te stapelen en te verbergen. Karrevrachten vol goud, zilver, sieraden en juwelen. Kostbare kleren en edelstenen. Vergulde zwaarden, met edelstenen ingezet, ivoren opzetstukken, marmeren of hoornen vazen bedekt met goud. Pracht en praal werden bepalend voor iemands rang.

De hebzucht werd aan de kaak gesteld door Gregorius van Tours. In de Karolingische tijd werd men iets gematigder.

De Merovingische goudsmeedkunst vervaardigde aanvankelijk vooral beschermende amuletten, maar tussen de vijfde en de achtste eeuw werden de producten steeds groter en mooier. Men maakte ceintuurgespen, kelken, sabelriemen met filigraan, beurssloten, oorhangers en haarspelden en gouden zegelringen[6]. De Merovingische en Karolingische goudsmeedkunst stond op een hoog peil, maar er is helaas niet veel van overgebleven.

Noten

  1. Garum in het Romeinse rijk
  2. Kluizenaars
  3. Iemand die zware lichamelijke arbeid verricht heeft ca 5000 calorieën nodig
  4. Of de vele keuterboertjes, landarbeiders en handwerklieden zich deze slemppartijen konden permitteren valt echter sterk te betwijfelen
  5. Samenzweringen van de gilden
  6. Men kon met een zegelring een teken onder een oorkonde in het was drukken hetgeen de rang en de rijkdom van de uitvaardiger zichtbaar maakte
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.