Sociale geschiedenis van Europa 1500-1795/Intimiteit: plaatsen en voorwerpen

Uit Wikibooks
Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Leven in de absolute monarchie
  3. Rechtspraak
  4. (Contra)reformatie
  5. Alfabetisering
    1. Bijlagen bij Alfabetisering
  6. Wellevendheid
  7. Tafelmanieren, keuken en goede smaak
  8. Gezin
  9. Het kind
  10. Adolescentie
  11. Ontsnappen aan de familietucht
  12. Van geestelijke verwantschap naar gezelligheid
  13. Sociale controle
  14. Charivari's in de Nederlanden
  15. Jeugdbendes
  16. Boerderijen
  17. Familie en erfrecht op het platteland
  18. Parijs
  19. Goede naam en lettres de cachet
  20. Intimiteit: plaatsen en voorwerpen
  21. Liefde en vriendschap
  22. Decadentie
  23. Revolutie

20. Intimiteit: plaatsen en voorwerpen

Inleiding[bewerken]

Het intieme leven van een mens ligt verborgen onder het gedrag dat hem wordt opgelegd door zijn gezin, door de gemeenschap en de overheid. Het is moeilijk te achterhalen wat zijn emoties, gebeden en dromen zijn.

Men schreef dagboeken, autobiografieën en mémoires[1] om zijn innerlijk te laten zien aan anderen of aan zichzelf. Een melodie, een ogenblik van geluk tijdens een wandeling, de geuren in de lente, het zien van een mooie vrouw. In de zestiende eeuw schreef men zijn emoties wel eens op in geheimschrift, of in het Latijn om te verhinderen dat de naaste omgeving het kon lezen. Af en toe probeerde men iets op te roepen waarvoor geen woorden waren. Soms liet men in het schrift dan maar een stuk wit. Onuitsprekelijke dingen waren er ook als men mystieke ervaringen beschreef, bij het zien van antieke ruïnes of een donker woud en bij het beschrijven van liefde en vriendschap.

Schilders als Dürer maakten zefportretten.[2] Ze onderzochten hun eigen "ik". Rembrandt (1606-1669) concentreerde zich daarbij op zijn eigen blik.

Intimiteit in de tuin[bewerken]

Mensen gebruikten bepaalde plaatsen voor zelfonderzoek, meditatie of intieme ontmoetingen. In de late Middeleeuwen waren dat: privétuinen en tuinen bij kastelen, universiteiten, scholen, kloosters en kerken.

Overigens begroeven de rijken wel eens hun geld in de tuin, als er bijvoorbeeld (burger)oorlog was of als er een epidemie was uitgebroken. Dan vluchtten ze naar het platteland waar ze vaak door de boeren werden aangevallen omdat die hen zagen als een bron van besmetting. Ze begroeven hun geld en kostbaarheden dus liever in hun tuin dan het mee te nemen. Maar niet iedereen keerde terug. Er waren dan ook onder het volk veel schatgravers en wichelroedelopers die ook vaak adviezen aan een astroloog vroegen.[3]

Gewone mensen hadden vaak geen tuin maar een binnenplaatsje of een hofje achter het huis, waar bijvoorbeeld moeders hun dochters ontluisden.

De (Engelse) puriteinen zagen de geometrisch aangelegde "Franse tuinen" als producten van de "Rede" en de Rede stond de godsdienstige beleving in de weg. Dus de puriteinen verwijderden de gesnoeide bomen, de hagen en de doolhoven. Alleen ruïnes mochten blijven staan want die herinnerden aan de sterfelijkheid van de mens. Mede hierdoor werden tuinen en parken rond 1800 in Engeland aangelegd als "wilde" bossen met diepe meren: de "Engelse tuin". Het tijdperk van de Romantiek was begonnen.

Intimiteit in het huis[bewerken]

Zaal[bewerken]

De zaal[4][5][6][7] [8] (salle, Stube, hall), was de belangrijkste kamer in het huis. Hier stond de stookplaats of de kachel[9][10] en hier lag het keukengerei. Er stonden een tafel, een paar banken, een paar lege tonnen en zakken met etenswaren. Ook bewaarde men hier het beddengoed.

Arme mensen hadden maar één kamer in hun huis en daar deden ze alles: eten, koken, slapen en werken.[11] Alleen hun behoeften deden ze buiten op de openbare latrines of op de mesthoop.[12]

Kamer[bewerken]

Wat rijkere mensen hadden een tweede vertrek: de kamer of slaapkamer.[13][14][15][16][17] (chambre, camera, inner room, chamber, Zimmer vanwege de met hout betimmerde muren) die meestal op dezelfde etage lag als de zaal met een verbindingsdeur ertussen. Op die deur zat vaak een slot of een grendel. De huisvrouw droeg de sleutels aan haar ceintuur[18] In de slaapkamer stond een groot (meestal houten) ledikant met soms gordijnen eromheen en een hemel erboven. .[19][20]

In de grote huizen in de stad was de kamer altijd op slot.[21][22] In die kamer werden namelijk ook de kostbaarheden bewaard: zilver, wandtapijten, juwelen en kledingsstukken. En als de huisvader geen studio had, bewaarde hij hier ook zijn brieven, familiepapieren, rekeningen en eventueel de familiekroniek. Natuurlijk kwam het huispersoneel hier ook.

Gaandeweg de zeventiende en vooral de achttiende eeuw raakte de kamer steeds meer gemeubileerd. Hij werd vol gezet met kleine boekenkasten, tafeltjes, dressoirs en kamerschermen. Als een gezin schilderijen bezat, hingen die in de kamer en niet in de zaal.

In de kamer werden emoties geuit, kleedden vrouwen zich aan of uit, gaven er hun kinderen de borst en ontvingen er hun familie of vriendinnen. Hier hield de huisvader zijn vrouw voor dat zij zich niet teveel moest opmaken en zich niet te behaagziek moest gedragen. En dat zij zeker niet met een andere man naar bed mocht gaan. Hij wilde dat ze samen vroom zouden zijn en veel kinderen zouden krijgen. En soms probeerde hij haar hier op te sluiten tussen de kostbaarheden.

Alleen rijkere ambachtslieden en kooplieden hadden twee slaapkamers in hun huis.[23] De meeste kleine burgers (ambachtslieden, winkeliers en handelaren) en mensen uit het volk (handwerkslieden, arbeiders, dienaren en boeren) hadden echter nog steeds maar één vertrek in hun huis.

Ruelle en alkoof[bewerken]

De ruelle was in het Frankrijk van de zestiende en zeventiende eeuw de ruimte in de slaapkamer tussen de muur en het bed. In die ruelle stonden vaak kasten. De kisten van de Middeleeuwen[24] werden in de zeventiende en achttiende eeuw vervangen door kasten met daarin de kleren, kostbaarheden, boeken en papieren zoals eigendomsbewijzen.

De alkoof was de ruimte achter het bed, aan de overkant van de deur die toegang gaf tot de zaal. Soms werd deze ruimte afgeschoten door houten schotten en dan werd het een soort kamertje dat alleen over het bed heen te bereiken was. Na 1750 werd het bed in een hoek van de kamer gezet of in de alkoof verborgen.

In de zeventiende en achttiende eeuw werden zowel de ruelle als de alkoof privéruimtes waarin veel van het intieme leven zich afspeelde. Hier ranselde de heer des huizes bijvoorbeeld zijn vrouw en kinderen af met een riem (eventueel met knopen erin).

Erotische schilderijen[bewerken]

De heren probeerden in de slaapkamer soms om courtisanes te verleiden. Verliefden dronken hier samen uit hetzelfde glas. Zeventiende en achttiende eeuwse schilderijen van slaapkamers waren vaak erotische afbeeldingen. Als op deze schilderijen vrouwen waren afgebeeld die toilet maakten, wees dat aanvankelijk op buitenechtelijke seksuele activiteiten. Maar toen het door de ouders gearrangeerde verstandshuwelijk langzaamaan plaats maakte voor het huwelijk uit liefde en vriendschap[25], vond men eerder intimiteit in het huwelijk en werden buitenechtelijke seksuele activiteiten minder urgent. Het afbeelden van toiletmakende vrouwen kreeg toen een neutrale betekenis.

Ook een bad nam men in de slaapkamer. Op achttiende eeuwse schilderijen werden dit soort badtaferelen vaak afgebeeld. Deze schilderijen waren vaak heel sensueel en wie er naar keek, kreeg het idee dat hij een voyeur was, want het zien van dergelijke taferelen was toentertijd een inbreuk op de privésfeer.

Mogelijk dienden deze schilderijen van zich badende, zich aankledende of toiletmakende dames als een soort pornografie voor de elite. Soms waren het publieke vrouwen of courtisanes die zo werden afgebeeld. In elk geval waren de afgebeelde dames in het geheel niet verlegen met hun naaktheid. Ze keken gelukkig en blij en waren slechts gehuld in hun juwelen. Mogelijk masturbeerden sommige mannen en vrouwen terwijl ze naar deze schilderijen keken. Er werden in de achttiende eeuw overigens ook schilderijen gemaakt die de genegenheid tussen man en vrouw uitbeeldden.

Studeerkamer of studio[bewerken]

De studio of de studiolo[26][27] was zelfs bij de meeste rijken niet veel meer dan een klein kamertje zonder schoorsteen en zonder grote ramen, maar het kon bij de minder rijken ook een meubelstuk zijn: een soort lessenaar met afsluitbare lades. Als het een kamertje was, had het een deur die op slot kon en grensde het meestal aan de slaapkamer van de huisvader. Het was zijn toevluchtsoord. Hier bewaarde hij zijn brieven, familiepapieren en rekeningen en soms schreef hij hier aan zijn familiekroniek, ofwel de "ricordi"[28] die hij bewaarde in zijn bureau en die alleen zijn intieme vrienden en zijn oudste zoon mochten lezen.

Mannen met een vrij beroep zoals artsen en advocaten bleven vaker ongetrouwd dan mannen uit andere elitegroepen en zij sliepen vaak in hun studio. In de kastelen en grote stadshuizen van Frankrijk lag de studo vaak in de toren of in elk geval ver weg van de vertrekken voor het gemeenschapsleven.

Kabinet[bewerken]

Cabinet Mazarin, 17de eeuw

Het kabinet was ofwel een meubelstuk met afsluitbare laden en deuren (soms met geheime laden) ofwel een klein, afsluitbaar kamertje met een houten betimmering. In beide gevallen waren ze vaak versierd met kleine schilderijtjes die aanvankelijk nog vroom waren, maar in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw steeds vaker erotisch getint waren. Het kabinet had soms een geheime toegangsdeur en werd wel eens gebruikt voor amoureuze ontmoetingen.

Kleding voor studeerkamer, bibliotheek en kabinet[bewerken]

De geestelijken droegen een toga, elke orde had zijn eigen soort. Verder droegen juristen, medici, geleerden en studenten hem. De man droeg in de zestiende en zeventiende eeuw een zwarte toga als hij in zijn studeerkamer was. Vanaf 1650 werd deze langzamerhand vervangen door de huisjapon die meestal van bruine satijn was met bloemen erop geborduurd.

Emoties en het hart[bewerken]

De mens heeft heel lang gevonden dat het "ik" in zijn hart zetelde en niet in zijn hersenen. Het hart kon de mens misdaden laten plegen, of heldendaden, het kon hem verliefd laten worden en hem onmenselijke dingen laten doen. Een mens kon weliswaar goed opgevoed zijn, in God geloven en bang zijn voor straf of uitstoting maar desondanks had zijn verstand het hart niet altijd onder controle. Iemand zonder hartstochten of emoties was geen volwaardig mens maar die emoties moesten geleid worden door de Rede om ervoor te zorgen dat de mens niet zou ontsporen. Als iemand ernstig ziek werd, zag men dit vaak als een gevolg van emoties die hij eerder had gehad.

Al in de veertiende eeuw hielden kooplieden in hun ricordi hun grootste emoties bij. Als iemand bijvoorbeeld een moedige vijand had overwonnen, als hij tijdens het bidden Christus of Maria had gezien, of als hij erg onder de indruk van een vrouw was geraakt dan schreef hij dat op en zijn vrienden mochten (of moesten) dit lezen.

Het symbool van het hart speelde een grote rol. Het werd gebruikt in gravures, beeldhouwwerken en schilderijen. Het was het symbool van het innerlijk van de mens dat in zijn hartstochten tot uitdrukking kwam.

Bij vorstenhuizen en aanzienlijke families was het tot ~1700 een veel voorkomend gebruik om bij een sterfgeval het hart van de overledene uit zijn lichaam te verwijderen en het apart in een kistje te bewaren op een plaats waar de overledene en zijn naasten graag kwamen.

Souvenirs[bewerken]

In de loop van de zeventiende eeuw kreeg het woord "souvenir" een dubbele betekenis: het was een herinnering, maar het werd ook een voorwerp dat de bezitter ervan aan een bepaalde persoon of gebeurtenis deed denken. Het kon een alledaags voorwerp zijn of een haarlok of het portret van de geliefde dat men elkaar cadeau had gegeven.

In de veertiende en vijftiende eeuw waren de huizen nog nauwelijks gemeubileerd geweest, behalve die van de zeer aanzienlijke families. Dus men erfde bij het overlijden van een familielid ook maar weinig voorwerpen. En wat men erfde, waren meestal alleen maar gebruiksvoorwerpen zoals bijvoorbeeld een bed. In de negentiende eeuw werden de huizen volgepropt met meubilair en lagen er overal snuisterijen en goedkope spulletjes die een herinnering aan een gebeurtenis of een mens konden opwekken.

Omdat moedig optreden als een belangrijke hartstocht werd gezien, zag men het zwaard nog steeds als een belangrijk aandenken. Er werden allerlei symbolen in gegrift om de moedige daden van de bezitter in de herinnering te brengen: blazoenen, rebussen, initialen, deviezen, beloften, afbeeldingen van patroonheiligen en symbolen waarvan we de betekenis niet kunnen achterhalen omdat ze geheim waren. Verder de namen van krijgsmakkers, nummers en namen van regimenten en data van veldslagen.

Natuurlijk zijn de vergankelijke aandenkens als bloemen verdwenen en de meeste aandenkens waarvan de (esthetische) waarde niet groot genoeg was om ze in een museum te bewaren, zullen uiteindelijk zijn zoekgeraakt of weggegooid.

Religieuze afbeeldingen[bewerken]

In de veertiende en vijftiende eeuw werden de afbeeldingen van Christus, Maria en de heiligen steeds menselijker.[29] Vooral Vlaamse kunstenaars begonnen in de getijdenboeken (voor de vrouwen van rijke kooplieden) en in de (in opdracht van de gilden gemaakte) schilderijen, het lijden, de wonden en de dood van Christus heel minutieus te schilderen. Zo kon men het lijden van Christus, de vernedering en de pijn zelf ook doormaken. Het realisme werd wel eens zover gevoerd dat het in botsing kwam met de conventies: als bijvoorbeeld onder de lendendoek van Christus de contouren van zijn geslachtsorganen te zien waren.

Bron[bewerken]

Geschiedenis van het persoonlijk leven. Van de renaissance tot de Verlichting.
Onder redactie van Philippe Ariès, Georges Duby en Roger Chartier.
ISBN: 90-5157-018-x
1986 Editions du Seuil, Paris
1989 Agon, Amsterdam
Betreffende hoofdstuk geschreven door: Orest Ranum, hoogleraar aan de Johns Hopkins University van Baltimore.

Noten[bewerken]

  1. Dagboek, familiekroniek en autobiografie in de late Middeleeuwen.
  2. Zie ook: Zelfportretten.
  3. Keith Thomas, Religion and the decline of magic.
  4. De zaal in de Noord-Franse kastelen en donjons van de hoge Middeleeuwen.
  5. De zaal in de Noord-Franse kastelen van de hoge Middeleeuwen.
  6. De zaal in de Noord-Franse vestinghuizen van de hoge Middeleeuwen.
  7. De zaal in de huizen van Toscane 1300-1500
  8. De zaal in de stadshuizen van de late Middeleeuwen.
  9. Stookplaats en kachels in Toscane 1300-1500.
  10. Verwarming in de stadshuizen van de late Middeleeuwen.
  11. Armen hadden maar één kamer in hun huis in de late Middeleeuwen.
  12. Zich ontlasten in de late Middeleeuwen.
  13. De kamer in de Noord-Franse kastelen en donjons van de hoge Middeleeuwen.
  14. De kamer in de Noord-Franse kastelen van de hoge Middeleeuwen.
  15. De kamer in de Noord-Franse vestinghuizen van de hoge Middeleeuwen.
  16. De kamer in de huizen van Toscane 1300-1500
  17. Wat rijkere mensen hadden in de late Middeleeuwen een slaapkamer.
  18. De meesteres droeg de sleutels aan haar ceintuur in Toscane 1300-1500
  19. Het bed in de late Middeleeuwen.
  20. Het bed in Toscane 1300-1500.
  21. Slaapkamers hadden een deur met een grendel of een slot in Toscane 1300-1500.
  22. Rijkere mensen konden er in de late Middeleeuwen een privéleven op na houden omdat zij eigen kamers hadden die op slot konden.
  23. Alleen de huizen van de rijkeren hadden in de late Middeleeuwen twee slaapkamers.
  24. Inrichting van het huis in Toscane 1300-1500.
  25. In de loop van de 17de en 18de eeuw verving het huwelijk uit liefde het verstandshuwelijk om geld en belangen.
  26. Studio in de late Middeleeuwen.
  27. Studio in Toscane 1300-1500.
  28. Huisvader schreef familiekroniek in zijn studio in Toscane 1300-1500.
  29. Rond 1300 stopten schilders en beeldhouwers ermee om Christus af te beelden als een koning en begon men hem af te beelden als een mens.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.