wie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wie
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord, in de betekenis van ‘vragend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: wie
Oudnederlands: wie
Germaans: *hwaz
Indo-Europees: *kʷós, *kʷís
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: who, what, why (Angelsaksisch: hwā, hwæt, hwȳ), Duits: wer, was, wie, (Oudhoogduits: wēr, waz, wiu), Fries: wa, wat (Oudfries: hwā, hwet)
Noord: Zweeds: vem, Deens/Noors: hvem, (Oudnoords: hvar, hver, hverr), IJslands: hver, hvað, hví, Faeröers: hvør, hvat, hví
Oost: Gotisch: hwas, hwa, hwe

Vragend voornaamwoord

wie

  1. vragend voornaamwoord dat vraagt naar een persoon
    • Wie is daar? 

Betrekkelijk voornaamwoord

wie

  1. betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent: degene die
    • Wie zoekt, die vindt. 
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Afrikaans

Woordafbreking
  • wie

Vragend voornaamwoord

wie

  1. wie;vragend voornaamwoord dat vraagt naar een persoon
    «Wie het dit verwag?»
    Wie had dit verwacht?

Betrekkelijk voornaamwoord

wie

  1. wie; betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent: degene die


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • wie

Voegwoord

wie

  1. zoals
  2. hoe
    «Wie hast du das gemacht?»
    Hoe heb je dat gedaan?


Gronings

  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon (ik)
k
mie wie os
2e persoon
(informeel)
doe die joe joe
2e persoon
(formeel)
joe joe joe joe
3e persoon
(mannelijk)
hai hom zai
zie
heur
3e persoon
(vrouwelijk)
zai
zie
heur
3e persoon
(onzijdig)
t t
Uitspraak
Woordafbreking
  • wie

Persoonlijk voornaamwoord

wie

  1. wij, we; 1e persoon meervoud nominatief


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /(x)wiː/ (Etsbergs)

Bijwoord

wie (bijvormen: wie-r, wie-n, wie-s, wie-z)

  1. hoe

Voegwoord

wie

  1. zoals
  2. hoe


Nedersaksisch

Persoonlijk voornaamwoord

wie

  1. wij, we; 1e persoon meervoud nominatief
Schrijfwijzen

Vragend voornaamwoord

wie

  1. wie; vragend voornaamwoord dat vraagt naar een persoon
Schrijfwijzen
Synoniemen

Betrekkelijk voornaamwoord

wie

  1. wie; betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent: degene die


Pools

Uitspraak
Woordafbreking
  • wie

Werkwoord

wie

  1. derde persoon tegenwoordige tijd aantonende wijs van wiedzieć


Veluws

Persoonlijk voornaamwoord

wie

  1. wij, we; 1e persoon meervoud nominatief
Schrijfwijzen

Vragend voornaamwoord

wie

  1. wie; vragend voornaamwoord dat vraagt naar een persoon

Betrekkelijk voornaamwoord

wie

  1. wie; betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent: degene die