bloemkool

Uit WikiWoordenboek
Een gehalveerde bloemkool

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bloem·kool
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bloemkool bloemkolen
verkleinwoord bloemkooltje bloemkooltjes

Zelfstandig naamwoord

de bloemkoolv / m

  1. (voeding) (groente) Brassica oleracea var. botrytis op Wikispecies een kool met vlezige bleekgele bloemstengels die als groente gegeten wordt
    • - In Nederland voegt men soms nootmuskaat toe aan de bloemkool. 
    • - Snijd de bloemkool in kleine roosjes en kook deze in ongeveer 5 minuten beetgaar in water met wat zout. Giet ze af in een vergiet en laat ze daarin 10 minuten afkoelen. [3] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen