Volk, kerk en magie 1500-1700/Magische geneeskunde

Uit Wikibooks
Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Levensomstandigheden van het volk
  3. Sociale controle
  4. Katholiek geloof en bijgeloof
  5. Protestanten tegen bijgeloof
  6. Gods wil
  7. De macht van de duivel
  8. Bidden
  9. Sekten, profeten, gebedsgenezers en fanaten
  10. Kerk en volk
  11. Magie
  12. Magische geneeskunde
  13. Magie om dieven te ontmaskeren
  14. Kerk tegen witte magie
  15. Recht en wetenschap tegen witte magie
  16. Zwarte magie
  17. Verdwijnen van de magie
  18. Astrologie
  19. Heksen
  20. Bronnen en links

12. Magische geneeskunde

Volksmagiërs[bewerken]

Als mensen uit het volk ziek waren of iets waren kwijtgeraakt of de toekomst wilden kennen, gingen ze vaak naar de volksmagiërs: de dorpstovenaars, de wijze vrouwen en mannen, ook wel wonderdokters, zegenaars, wichelaars of bezweerders genoemd. Deze vorm van magie wordt vaak "witte magie" genoemd, omdat het de bedoeling was om mensen te helpen en niet om ze op enige manier te benadelen.

Wonderdokters[bewerken]

Niet alleen zieke mensen, ook zieke dieren werden door de wonderdokters en wijze vrouwen behandeld. Zij waren vaak gespecialiseerd in het behandelen van een speciale ziekte, maar sommigen waren all-round-genezers. Ze genazen: kiespijn, fistels, gezwellen, jicht, epilepsie, hondsdolheid enzovoort door bezweringen, formules, tekens en amuletten te gebruiken. Ook intelligente mensen bezochten wonderdokters. Sommige wonderdokters hadden hoge beschermheren en een grote reputatie. Wonderdokters werden beschimpt door de theologen, niet omdat die twijfelden aan de werkzaamheid van hun activiteiten, maar omdat zij dachten dat de duivel erachter zat.

De wonderdokters combineerden:

  • Overgeleverde kennis van geneeskrachtige planten en mineralen, waarvan er een groot aantal bekend waren. Als een wonderdokter een "gewone" ziekte herkende, gaf hij de patiënt vaak een van deze werkzame medicijnen. De geneeskrachtige kruiden moesten geplukt worden onder het zeggen van gebeden.
  • De ervaring van vroedvrouwen en verplegers.
  • Rituele genezingen waarvoor de wonderdokter gebruikte:
    • Katholieke gebeden in het Latijn. Men vond dat ziekte een soort boosaardige entiteit was die van buiten af kwam. De ziekte werd dus uitgedreven: ze werd geboden het lichaam te verlaten uit de naam van God. Men meende ook dat men na het uitdrijven de ziekte op een andere persoon kon overdragen. Men dacht dat bepaalde verhalen over Christus en de heiligen een genezende kracht hadden, net zoals Hebreeuwse woorden voor God. Dit soort gebeden waren echter geen nederige verzoeken aan God, die Hij al dan niet kon verhoren, maar hadden magische kracht omdat men veronderstelde dat ze automatisch werkzaam zouden zijn. En dit zagen zowel de katholieke als de protestantse Kerken als het verschil tussen bidden en een bijgelovige bezwering. Vaak werden deze "gebeden" niet uitgesproken maar op een stukje papier geschreven dat om de nek van de patiënt werd gehangen. Als de wonderdokters die dit soort gebeden gebruikten, beschuldigd werden van tovenarij, verklaarden ze verontwaardigd dat ze alleen maar genezende kruiden, zalven en drankjes gebruikten en daarbij gebeden uitspraken. Mensen zowel als dieren werden beter gebeden.
    • Bezweringsformules en toverspreuken. Soms waren dit verhaspelde versies van christelijk gebeden of van bezweringen uit de Oudheid. Vaak waren de spreuken echter zodanig verbasterd dat de betekenis ervan niet meer te achterhalen is. Het waren soms duistere en betekenisloze formules (zoals abracadabra). Een enkel keer is een klassieke, vroegchristelijke of Angelsaksische invloed nog aan te wijzen. Men vond de ondoorgrondelijkheid van de bezweringsformules overigens geen bezwaar: integendeel, men dacht dat die ondoorgrondelijkheid bij zou dragen aan de magische kracht ervan. Veel van de formules die in Engeland werden gebruikt, werden ook op het continent gebruikt. Ze werden vaak opgeschreven op een stukje papier dat om de nek van de (analfabete) patiënt werd gehangen. Dat papiertje moest vaak later verbrand worden. Er waren toverspreuken tegen: bloedingen, brandwonden, kiespijn, dolle honden, slangebeten, bloedneuzen, winderigheid, ontstekingen, koorts, kramp, maagzuur, gezwellen en opvliegers. Verder spreuken om zieke paarden te genezen en barende vrouwen bij te staan. Er werden ook bezweringsformules uitgesproken bij het plukken van geneeskrachtige kruiden. Ook deze bezweringsformules en toverspreuken waren geen nederige verzoeken aan God waarvan men maar moest afwachten of Hij ze zou verhoren, maar hadden magische kracht omdat men ervan uitging dat ze automatisch werkzaam zouden zijn. Daarom deed het morele gehalte van de wonderdokter niet ter zake. Dit in tegenstelling tot de priester die tot God bad: God zou zijn gebed niet verhoren als hij een zondaar was. Wel moest de wonderdokter zijn bezweringsformules en toverspreuken precies op de juiste manier uitspreken: één klein foutje en ze werkten niet meer. Sommige bezweringsformules en toverspreuken zijn bewaard gebleven in de notitieboeken van wonderdokters of in de verslagen van rechtbanken waarvoor wonderdokters terecht hebben gestaan. Tevens zijn er veel handgeschreven boeken met bezweringsformules bewaard gebleven. De enige gedrukte versies hiervan zijn uitgegeven door bestrijders van de magie die deze praktijken als duivels aan de kaak wilden stellen.

Vaak wist de patiënt niet eens welke kruiden of formules er gebruikt werden, dat was allemaal geheim. Maar de patiënten hadden een onvoorwaardelijk vertrouwen. De wonderdokter dichtte zichzelf vaak speciale krachten toe en zijn cliëntèle ging daar graag in mee. Hij schreef zijn patiënten bijvoorbeeld gezegend water voor en gaf hen een papier met kruisen en onleesbare tekens erop, net zoals een moderne arts die een recept uitschrijft. Zieke dieren moesten die papieren opeten.

Hulpmiddelen[bewerken]

Sommige wonderdokters en wijze vrouwen gebruikten hulpmiddelen bij hun behandelingen.

  • De snavel van een witte eend werd tegen de mond van de zieke gehouden terwijl de wonderdokter zijn bezweringen mompelde.
  • Liefdesverdriet kon bezworen worden door met een kouseband kruistekens te slaan over de oren van de verdrietige onder het mompelen van "Help, in Godsnaam".
  • Hoofdpijn kon men genezen door een haarlok van de patiënt in zijn eigen urine te koken en daarna in het vuur te gooien.
  • Men meende een zieke ook te kunnen genezen door beesten levend te begraven of te verbranden, door de zieke onder te dompelen in water dat naar het zuiden stroomde, door de zieke door struiken of bosjes te slepen, door hem met een speciale toverstaf aan te raken, door hem kuilen te laten graven op het kerkhof of door hem eieren in zijn eigen urine te laten koken. Een enkele wonderdokter slurpte luid aan de mond van de zieke. Men meende zieke koeien te kunnen genezen door de boer stokken, zout en kruiden aan de staart van zijn zieke koeien te laten binden. Van al deze symboliek was de afkomst en betekenis al in de zestiende eeuw grotendeels verloren gegaan. Het was waarschijnlijk een mengsel van overblijfselen uit diverse culturen.

Diagnose[bewerken]

Om een diagnose te kunnen stellen, onderzocht de wonderdokter of wijze vrouw de kleding van de patiënt, vooral de riem en schoenen. Als de patiënt namelijk bezocht werd door een elve of boze geest, werden deze kledingsstukken op sympathische wijze kleiner. Dit was een traditionele methode die in heel Europa werd toegepast tot circa 1600.

Beheksing[bewerken]

Als de kruiden en bezweringen van de wonderdokter niet hielpen, trok hij daaruit de conclusie dat de patiënt:

  • Bezeten was door een kwade geest of elve.
  • Behekst (belezen of besproken) was: een zwarte magiër of heks had hem of zijn familie op bovennatuurlijke wijze schade berokkend, dan wel zijn vee, zijn oogst of zijn activiteiten als kaas- en botermaken en bierbrouwen. Sommige wonderdokters en wijze vrouwen waren gespecialiseerd in het opheffen van beheksing, het zogenaamde 'ontheksen'.

Om de diagnose 'beheksing' te stellen waren er een aantal technieken:

    • Urine van het slachtoffer koken.
    • Een taart bakken met urine van het slachtoffer erin.
    • Dakstro van het huis van de vermeende heks verbranden.

Door deze activiteiten zou de heks gedwongen worden om naderbij te komen en zich aldus verraden.

Verder gebruikte men om de diagnose "behekst" te stellen:

    • Een spiegel, kristallen bol, zeef en schaar en een hulpduivel.

Sommige ontheksers verklaarden dat zij hun diagnose konden stellen omdat:

    • De elven hen vertelden wie er behekst was.
    • Ze hadden een zesde zintuig voor wie er behekst was.
    • Beheksten konden hun eigen spiegelbeeld niet zien in de ogen van de wijze wonderdokter.
    • Beheksten konden hun gebeden niet opzeggen.

Ontheksing[bewerken]

Tussen 1500-1700 kwam het vaak voor dat mensen die veel ongeluk hadden, dachten dat ze behekst waren. Ze gingen dan naar de dorpstovenaar om 'onthekst' te worden. Dit gedrag veroorzaakte heftige conflicten met de geestelijkheid, want ook de geestelijkheid geloofde in het bestaan van zwarte magie.

  • Katholieke geestelijken hadden nog wel een kerkelijke tegenmagie voor behekste mensen, zoals wijwater, kruistekens, bepaalde gebeden enzovoort.
  • De protestanten en anglicanen geloofden weliswaar ook in zwarte magie maar hadden de middeleeuwse en katholieke tegenmagie als paaps bijgeloof overboord gegooid en daar was niets voor in de plaats gekomen. Protestanten die meenden behekst te zijn, moesten van hun geestelijken bidden, hun geweten onderzoeken, vasten en boete doen en in God vertrouwen. Dus gingen de protestanten en anglicanen massaal naar de dorpstovenaars en wijze vrouwen, hoewel ze dan het risico liepen voor een kerkelijke rechtbank gedaagd te worden.

Soms vond de ontheksende wonderdokter de hulpmiddelen van het christelijke geloof voldoende om een behekste persoon te genezen. Hij zalfde hem met heilige olie en sprak gebeden uit. Ook het uitspreken van het evangelie zou beschermen tegen hekserij. Een andere keer sprak hij een bezwering uit. Een standaardbezwering tegen beheksing was: "drie bijters hebben hem gebeten, hart, tong en oog. Drie beteren zullen hem dra helpen, God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest." Deze formule was dus afgeleid van het christendom. Andere bezweringsformules hadden echter geen enkele relatie met de religie.

Zwangere vrouwen[bewerken]

Er waren poeders die een vrouw bij zich kon dragen als ze zwanger wilde worden. Enkelen probeerden een zwangerschap te bevorderen door een lege wieg naast hun bed te zetten. Sommigen probeerden het geslacht van hun kind te beïnvloeden door aan een bepaalde kant van hun bed te gaan liggen. Men kon aan de wonderdokter of wijze vrouw vragen om het geslacht van het kind te voorspellen.

Zwangere en barende vrouwen konden al in de Middeleeuwen met toestemming van de Kerk magisch beschermd worden door het aanroepen van Maria of door voorwerpen uit de kerk bij haar in bed te leggen. Ook na de reformatie bleef men deze gebruiken toepassen. Plattelandsvrouwen hadden nog een paar andere mogelijkheden: ze gebruikten gordels en maatlinten, zetten deuren en kasten open en zeiden toverspreuken en gebeden.

  • Door de nageboorte te bestuderen kon men zien hoe oud het kind zou worden.
  • Een kind dat "met de helm geboren" werd, zou gelukkig leven (een deel van het vruchtvlies bleef bij de geboorte op het hoofd van het kind zitten). Tot circa 1650 bewaarden landsedelen hun helmvlies als een schat en lieten die aan hun kinderen na.

Er waren maar weinig bezweringen om een conceptie te voorkomen. Men paste liever de coitus interruptus toe. Er waren echter vele drankjes en middeltjes om een abortus op te wekken.

Koninklijke handoplegging[bewerken]

Scrofulose was een vorm van tuberculose die de lymfeklieren van de hals aantastte, hoewel men de ziekte destijds veel ruimer definieerde. Het werd toentertijd ook wel koningszeer of kropzweren genoemd en werd veroorzaakt door het drinken van besmette melk. De ziekte veroorzaakte veel pijn en afzichtelijke vervormingen van het gezicht en liep vaak dodelijk af. In de parochies zamelde men geld in om deze mensen naar de koning te kunnen sturen.

Het was de Engelse koning al sinds de elfde eeuw officieel toegestaan om onderdanen die aan scrofulose leden door handoplegging te genezen. Koning Karel II (1630-1685) behandelde in zijn leven meer dan 90.000 mensen. Rond 1700 werd deze vorm van genezing steeds minder toegepast.

Tijdens een anglicaanse dienst stonden er lange rijen zieken te wachten. Ze kwamen een voor een naar voren en knielden voor de vorst die hun gezicht aanraakte en hen een gouden muntje aan een wit lint om de nek hing. Natuurlijk waren er mensen die deze muntjes snel verkochten, want men beschouwde ze als krachtige amuletten tegen scrofulose. Ze werden rond 1800 wel in water gekookt dat vervolgens als medicijn tegen scrofulose werd gebruik.

Tussen 1500 en 1700 konden de lijders aan scrofulose naar een officiële arts gaan die aderlatingen, darmspoelingen en braakkuren voorschreef[1]. Ze konden ook naar de chirurgijn die de gezwollen neuzen, lippen en wangen zonder verdoving wegbrandde. Waarschijnlijk gingen zij liever naar de dorpstovenaar die een pijnloze bezweringen uitsprak. Als dat allemaal niets hielp, restte alleen de gang naar de koning.

De koning hielp niet alleen scrofulosen maar ook lijders aan epilepsie door hen zogenaamde stuipringen te geven die hij in zijn handen had gewreven. Ze zouden ook helpen tegen reumatiek en spierkrampen. Ze werden gemaakt van goud dat de koning eerst in het offerblok van een kerk had gedaan en er daarna weer uit had gehaald. Dit had te maken met het middeleeuwse geloof dat geld uit het offerblok magische kracht had.

Het volk was ervan overtuigd dat de koning mensen kon genezen omdat hij nu eenmaal de koning was. Het was een mystieke eigenschap waarmee hij geboren was. De theologen probeerden dit geloof naar het christendom om te buigen door erop te wijzen dat:

  • Het in feite God was die de koning deze genade had geschonken.
  • De genezingen die plaatsvonden feitelijk veroorzaakt werden door de gebeden die tijdens de handoplegging werden uitgesproken.
  • De koning deze gave had door de heilige olie waarmee hij bij zijn wijding gezalfd was.

De vorsten zelf gebruikten de handoplegging wel eens om daarmee aan te tonen dat zij inderdaad de rechthebbende vorst waren en ten onrechte waren afgezet of geëxcommuniceerd.

De protestantse sceptici en puriteinen vonden de koninklijke handoplegging een vorm van paaps bijgeloof. De handopleggende koningen noemden zij spottend "strijkers". Er werden veel genezingen ten gevolge van de koninklijke handoplegging geclaimd maar:

  • De meeste genezingen deden zich pas een tijd na de handoplegging voor.
  • Veel genezingen kunnen verklaard worden doordat kliertuberculose vaak spontaan geneest of periodiek verdwijnt.
  • Veel genezingen kunnen verklaard worden doordat men ook lichtere aandoeningen tot de scrofulose rekende, zoals oogontstekingen.
  • Veel genezingen kunnen verklaard worden doordat veel aandoeningen weliswaar op scrofulose leken maar in feite psychosomatische aandoeningen waren. Hierdoor konden spectaculaire genezingen plaatsvinden.
  • Kwam de ziekte terug dan werd dat vaak verklaard door te stellen dat de patiënt zijn munt niet meer om zijn nek zou hebben gedragen.
  • De rationalisten schreven de genezingen toe aan verbeelding.
  • Eén ogenschijnlijke genezing maakte zoveel indruk op de mensen, dat ze al die honderden mislukkingen vergaten.

In Engeland verdween na 1600 het bovennatuurlijke aura van de koning langzaamaan. Daarvoor in de plaats kwam er een republikeins scepticisme: de koning werd een gewoon mens net als iedereen. Toen de mensen rond 1700 geen wonderen meer verwachtten van de koning, vonden ze ook niet meer plaats.

Strijkers[bewerken]

Handoplegging in Tibet, 1938
Handoplegging in Kentucky. 1946

Ook de wonderdokters en wijze vrouwen deden aan handoplegging. Men noemde hen "strijkers". Tijdens de handoplegging spraken ze soms gebeden of bezweringsformules uit. Het was gebruikelijk dat zowel de wonderdokter als de patiënt een bepaalde tijd vastten rond de procedure. Veel strijkers waren lid van een sekte, hoewel er ook katholieke strijkers waren die gebeden zeiden, kruistekens sloegen en de duivel uitdreven.

De strijkers werden door de (kerkelijke) rechtbanken vervolgd, temeer daar strijken een vorm van concurrentie was voor de koninklijke handoplegging. Als de wonderdokters gingen beweren dat zij het veel beter konden dan de koning, werd dat gezien als majesteitsschennis en werden ze zonder pardon in de gevangenis gegooid. Het volksgeloof in strijkers bleef tot diep in de negentiende eeuw op het platteland voortleven.

De strijkers claimden dat ze door handoplegging psychische problemen konden oplossen, gebroken botten konden zetten en epilepsie, scrofulose en koude koorts konden genezen. Ze behandelden ook doven, blinden en lammen. Sommige van hun patiënten waren belangrijke lieden. De strijkers kregen wel eens de steun van enkele neoplatonisten aan de universiteiten hoewel de meeste geleerden (zeker na circa 1600) alleen maar lachten om de wonderdokters. De strijkers vertelden dat ze heel moe werden van het strijken omdat er volgens hen energie aan hen werd onttrokken. Sommige strijkers namen hun patiënten mee naar het galgenveld en tilden hen op om ze de hand van een pasgehangene te laten aanraken.

  • Na circa 1600 dacht men dat de zevende (en jongste) zoon van een familie (en nog meer de zevende zoon van een zevende zoon) speciale gaven zou hebben om mensen door handoplegging te genezen.
  • Sommigen dachten dat ook zevende dochters genezende krachten hadden en de toekomst konden voorspellen.
  • Sommige strijkers claimden hun gave rechtsstreeks van God te hebben ontvangen.

De protestanten dachten:

  • Dat strijken helemaal niet werkte. Zij geloofden dat er na de begintijd van het christendom geen wonderen meer werden verricht terwijl de stijkers juist beweerden dat zij wonderen konden doen.
  • Dat strijken wel werkte maar het werk van de duivel was.
  • Dat de strijkers de een of andere onbekende lichamelijke eigenschap hadden waardoor ze mensen konden genezen.

De officiële artsen dachten:

  • Dat het strijken een soort magnetische handeling was waardoor bepaalde humores (lichaamssappen) naar de uiteinden van de armen en benen werden verplaatst zodat binnen de patiënt het evenwicht tussen de humores werd hersteld. De klassieke theorie van Galenus had altijd geprobeerd dit te bereiken door aderlaten, darmspoelingen en braakkuren.

Wondermiddeltjes versus officiële geneesmiddelen[bewerken]

Het is nog niet zo eenvoudig om het verschil te zien tussen de middelen die de wonderdokters gebruikten en de middelen die de officiële artsen tussen 1500 en 1600 gebruikten. Zo gaven officiële artsen:

  • Bepaalde ringen tegen de pest.
  • Bepaalde spinnen tegen koude koorts.
  • Konijnenpootjes tegen kolieken.
  • Mos dat van een mensenschedel was geschraapt, of een ingeslikte gouden kogel, tegen allerlei ziektes.
  • De rammelende arendssteen (aetiet) zou goed werken tegen de pijn van de barensweeën. Dat dacht men, omdat de rammelende arendssteen een steen was met een holte waar een kleiner steentje los in lag. De vergelijking met een zwangere vrouw lag voor de hand.

Het geloof in de werkzaamheid van dit soort middelen kwam voort uit eeuwenoude classificatiesystemen die verbanden en analogieën (overeenkomsten) legden tussen verschillende onderdelen van de schepping[2]. In de vroege zeventiende eeuw geloofden ook nog veel officiële artsen in de signatuurleer. Die stelde dat elke plant een soort blauwdruk bevatte die haar bruikbaar maakte tegen een bepaalde ziekte. Welke plant men moest gebruiken werd duidelijk aan de hand van analogieën: een plant met geel sap zou goed zijn voor de lever, een plant met gele bloem zou geelzucht kunnen genezen, een wortel die op een voet leek zou werken tegen spit enzovoort.

Na 1600 verloor dit soort symboliek echter aan betekenis en begonnen de officiële artsen padden, duiven, gouden ringen en slangenhuiden als medicijn voor te schrijven. Men dacht dat die werkzame (fysieke) bestanddelen bevatten die ziekten konden genezen.

Een wonderdokter legde wel eens een brandnetel 24 uur in de urine van de patiënt. Als de brandnetel daarna verschrompeld was, zou de patiënt sterven. Maar ook echte artsen deden aan 'piskijken' om een diagnose te stellen.

Sceptici en materialisten over magische geneeskunde[bewerken]

Soms boekten de wonderdokters en wijze vrouwen wel degelijk resultaten. Hieronder de mening van sceptici en materialisten daarover:

  • Vaak ging het om een andere of lichtere ziekte dan de wonderdokter dacht.
  • Veel ziekten gaan vanzelf over of verminderen tijdelijk.
  • Vaak gebruikten de wonderdokters bij hun bezweringen tevens geneeskrachtige kruiden en die bevatten vaak werkzame bestanddelen.
  • De mens heeft een groot zelfherstellend vermogen. Wonden, koorts, infecties en wratten genezen mettertijd vanzelf maar hun genezing werd dan vaak aan de wonderdokter toegeschreven.
  • Sommige patiënten werden door de wonderdokters ongeneesbaar verklaard. Zo gaven de wonderdokters bijvoorbeeld weliswaar amuletten om de pest af te weren, maar wie eenmaal de pest had, kon ook door de wonderdokter niet meer geholpen worden.
  • Als alle pogingen van de wonderdokter mislukten, zei hij dat de patiënt behekst was (of belezen, of besproken) en dan was de ziekte van bovennatuurlijke oorsprong.
  • Eén enkele genezing deed het volk honderden mislukkingen vergeten.
Een vrouw wordt onder hypnose gebracht, 1887

Heden ten dage hebben wij de neiging om te lachen om de wonderdokters en hun bezweringen en toverspreuken. Wij zouden kunnen geloven dat het bedriegers waren die op medisch gebied totaal niets konden uitrichten. Dat zou echter wel eens deels ten onrechte kunnen zijn.

Mensen kunnen psychosomatische ziekten hebben: dan zijn er wel lichamelijke symptomen maar geen organische pathologie. Dit soort ziekten kan genezen door suggestie of door het placebo-effect. Een behandeling op grond van suggestie of placebo's kan grote kracht hebben als de arts een sterke persoonlijkheid heeft en zowel de patiënt als de arts er volledig in geloven. Behandelingen die op dit principe gebaseerd zijn, zijn dan ook nog lang toegepast, bijvoorbeeld door:

Voor geesteszieken was de magie van de wonderdokter mogelijk minstens zo effectief als de hedendaagse psychologie en psychiatrie.

Placebo-effect[bewerken]

Uit hedendaags onderzoek blijkt dat een placebo effectiever is bij:

  • Een gelovige dan bij een atheïst.
    • De patiënten van de wonderdokter waren bijna altijd gelovig en hij eiste van hen volledig geloof in zijn handelen.
  • Een patiënt die betaalt voor de behandeling.
    • De patiënt van de wonderdokter hoefde vaak niet veel te betalen, maar er werd toch minimaal verwacht dat hij iets gaf.
  • Naarmate er meer imponerende rituelen omheen gebouwd worden.
    • De rituelen van de wonderdokter konden zeer imponerend zijn. Een voorbeeld: een man die meende door de duivel bezeten te zijn ging naar een wonderdokter. Deze maakte een snee in de zij van de man en liet toen een (eerder gekochte) vleermuis los, roepende: "daar gaat de duivel!!" De patiënt was op slag genezen.

Noten[bewerken]

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.