Schilderen/Portret

Uit Wikibooks

Het portretschilderen stelt de schilder voor een groot aantal problemen, dus het is niet het eerste waar je als beginnend schilder mee zou moeten beginnen. Problemen zijn:

  • Het resultaat moet een realistische vorm hebben, het moet een gezicht van een mens zijn
  • Je zou willen dat het portret gelijkenis vertoont met het model
  • Het schilderen van huidskleur en haar is niet eenvoudig
  • Hetzelfde geldt voor de neus en de ogen
  • Wie wil er voor je poseren? Poseren vergt net zoveel geduld als schilderen, het duurt lang. Poseren en stilzitten is vermoeiend en zelfs pijnlijk.

Misschien kan je wat met de tips in dit hoofdstuk.

Een model laten poseren[bewerken]

Om goed te kijken is het fijn als je een model hebt dat voor je wil poseren, daar gaat niets boven. Als het te lang duurt kan je eventueel een foto nemen en daarmee verder werken. Je kan het model dan natuurlijk vragen om in de eindfase nog even terug te komen.

Als iemand voor je gaat poseren, zorg dan door een gezellig praatje dat de persoon zich op zijn gemak voelt. Zorg ook voor een makkelijke (zit)houding. Poseren en stilzitten is namelijk zwaar, volledig stilzitten gaat zelfs pijn doen. Geef dus aan dat iemand af en toe wel even kan gaan verzitten, of even kan opstaan en bewegen, anders gaat het plezier er gauw af.

Kijk ook naar de belichting. Daglicht is het beste. Positioneer iemand voor een raam op de manier die je het mooiste vindt.

Als je geen model hebt, maak dan een portret van jezelf, zie het hoofdstuk Zelfportret

Schilder wat je ziet[bewerken]

Zoals altijd als je naar de werkelijkheid schildert, kijk goed, en schilder wat je ziet. Zie het gezicht als een verzameling vlekken met licht en donker. Begin het portret met de grootste vlakken en een grote kwast. Zet ook snel de achtergrondkleur neer. Detailleer stap voor stap, van groot naar klein. Probeer te bedenken waarom de bovenlip donkerder is dan de onderlip. Kijk naar het oor, zonder je af te vragen hoe je die ingewikkelde kreukels kan weergeven, maar zie alleen de donkere en lichte strepen, en schilder deze gewoon na. Idem voor de neus, denk niet na over de vorm van de neus, maar schilder een donkere vlek eronder, een lichte plek op de punt, een schaduw aan de zijkant. Borstel je verf wat uit als je een zacht resultaat wil bereiken voor de ronde vormen. Het makkelijkst is je eerst te concentreren op licht en donker, en later nog kleurnuances op de wangen, de oren, voorhoofd, kin en neus aan te brengen.

El Greco, (1541-1614), Graaf Orgasz (detail) Alexej von Jawlensky, 1917, Mythische kop
El Greco schildert een realistisch portret, en geeft alle schaduwen, kleurnuances en glimlichten weer. Toch is het portret waarschijnlijk enigszins aangepast, want wie heeft zulke perfect ronde wenkbrauwen? Die lijken aangepast aan de naar boven gerichte blik. El Greco heeft overigens een verrassend moderne schilderstijl, vergeleken met zijn tijdgenoten. Jawlensky trekt zich daarentegen weinig aan van de academische verhoudingen van een gezicht, noch van de werkelijke kleuren, noch van de werkelijke schaduwen. Het resultaat is een portret dat geen werkelijke persoon weergeeft, maar een idee. Zo kan het dus ook. De portretten lijken toch wel wat op elkaar, beide koppen hebben een langwerpig en puntig gezicht. En als je intens naar beide portretten kijkt, laten beide toch echte mensen zien, met een sterke emotie in hun blik.


Hoe is een gezicht opgebouwd?[bewerken]

Bij het schilderen van een gezicht kan je wel gebruik maken van een aantal vaste verhoudingen. De opbouw van een gezicht is bij alle mensen ongeveer gelijk. Met de nadruk op ongeveer, want juist de kleine verschillen tussen individuen zijn belangrijk voor de gelijkenis.

Als iemand je recht van voren aankijkt geldt dus meestal het volgende:

  • De ogen zitten halverwege de bovenkant van het hoofd en de kin.
  • De mond zit ongeveer tweederde tussen de ogen en de onderkant van de kin
  • De onderkant van de neus zit ongeveer midden tussen de ogen en de kin
  • De bovenkant van de oren zit op ongeveer gelijke hoogte als de ogen
  • De onderkant van de oren is ongeveer gelijk aan de onderkant van de neus
  • Het midden van de ogen zit op ongeveer een kwart van de zijkanten van het hoofd, de afstand van de ogen is dus ongeveer de helft van de breedte van het hoofd.
  • De mond is even breed als de afstand tussen de ogen; de mondhoeken liggen onder het midden van de ogen
Leonardo da Vinci Foto van Jessica Alba
Leonardo da Vinci tekende rond 1488 al de verhoudingen in een gezicht. Jessica Alba zou het meest gemiddelde vrouwengezicht hebben


Verschil tussen mannen, vrouwen en kinderen[bewerken]

Er zijn verschillen uiteraard tussen mannen, vrouwen en kinderen.

Voor kinderen geldt dat de gelaatstrekken naar verhouding kleiner zijn dan die van volwassen, het voorhoofd is verhoudingsgewijs hoger, en ook de haarpartij is groter. De gelaatstrekken van een kind zijn minder geprononceerd. De kin is rond en klein. De neus is ook kleiner, die krijgt pas laat in het leven een definitieve vorm.

Vrouwen hebben zachtere trekken dan mannen, maar er zijn ook een paar anatomische verschillen. Uiteraard zijn dit generalisaties. Maar als je vindt dat je portret de verkeerde sekse laat zien, kan je aan deze dingen denken.

  • Het voorhoofd van een vrouw staat meer rechtop dan dat van een man, dat kan je goed zien in profiel.
  • De haarlijn van een vrouw is vaak lager (mannen hebben meestal een schijnbaar hoger voorhoofd). De haarlijn van mannen heeft bovendien soms inhammen.
  • Het haar van vrouwen loopt voor de oren door, terwijl mannen een bakkebaard hebben, die ze veelal afscheren.
  • Mannen hebben over het algemeen een grotere neus en meer naar voren stekende wenkbrauwen.
  • De kaaklijn van mannen is hoekiger dan die van vrouwen.
Silhouet van een vrouw, Lisette Stenberg Silhouet van een man, Goethe Silhouet van een kind
In de silhouetten is duidelijk te zien dat je een vrouw herkent aan het rechtere voorhoofd, de kleinere neus en de minder uitstekende wenkbrauwen. Dat het linker silhouet dat van een kind is zie je meteen aan de kleine gelaatstrekken, de ogen zitten veel lager dan de helft van de afstand tussen kruin en kin.


Gelijkenis[bewerken]

Het is toch leuk als je een portret schildert en het lijkt enigszins op je model. Je moet dus heel goed kijken naar de afwijkingen van het gemiddelde. Er bestaat een truc om dat te doen.

  1. Maak een foto van je model en druk dat op eenvoudig papier groot af, net zo groot als je het in je definitieve werk wil hebben, dat mag in zwart wit.
  2. Knip het gezicht uit, maak gaten op de plaatsen van de ogen, de mond, de onderkant van de neus en andere vlekken of lijnen in het gezicht die je belangrijk vindt.
  3. Leg deze mal op je ondergrond, kijk even of het gezicht goed op het doek past. Schilder vervolgens over alle gaten en randen van de mal heen met een kleur die in je uiteindelijke schilderij mag terugkomen.
  4. Haal de mal eraf. Er staat nu een afdruk op je doek met de positie van de belangrijke elementen.
  5. Maak vervolgens het schilderij af, en kijk naar de oorspronkelijke foto of liever nog naar je model.
  6. Lijkt het resultaat op het origineel?

Deze methode in 6 stappen is hieronder geïllustreerd.

Methode om een gelijkend portret te maken. In dit geval is een computertekening gemaakt, maar het kan net zo goed - of veel beter - met verf gebeuren.


Het ideale gezicht zou symmetrisch zijn; twee ogen, twee wenkbrauwen, een symmetrische neus en mond. Hoogstens zit de scheiding in het haar wat asymmetrisch. Maar een werkelijk persoon heeft altijd enige asymmetrie in zijn of haar gezicht. De mondhoeken zijn verschillend links en rechts, de manier waarop de oogleden staan, de wenkbrauwen. Kijk goed naar je model hoe de verschillen tussen links en rechts eruit zien en probeer dat in je schilderij weer te geven. Deze asymmetrie is ook de reden dat een foto van jezelf er altijd anders uitziet dan je denkt dat je bent. Je kent jezelf immers alleen maar van je spiegelbeeld. Als je een foto van jezelf ziet, valt de asymmetrie eerder op.

Let voor het weergeven van de gelijkenis ook op de globale vorm van het gezicht, is het bolrond of juist langwerpig?

Huidskleur van blanke mensen[bewerken]

Er bestaan commercieel verkrijgbare tubes huidskleur (huidtint of vleeskleur), dat gebruikt kan worden om de huid van blanke mensen te schilderen. Bedenk dat een echte huid nooit één kleur heeft. Iemand kan blozende of juist bleke wangen hebben, de binnenkant van je arm is lichter dan je buitenkant, je oogleden zijn doorschijnend doordat ze zo dun zijn. De aderen kunnen blauwig door de huid heen schemeren. Onder dun haar is de huid vaak bijna wit. Daarom moet je de huidkleur altijd mengen met andere kleuren. Bovendien beïnvloedt de lichtval of de omgeving van de persoon de huidkleur.

Gebruik in elk geval zowel warme als koele tinten in het portret.

Mengsels die zijn te vinden allerlei boeken:

  • Een mengsel van cadmiumrood, wit en gele oker
  • Vleeskleur gemengd met kraplak voor de lippen
  • Wit en gebrande sienna, met wat ongebrande omber voor de schaduwen
  • Oker, magenta en napels geel
  • Oranje met wit, met een klein beetje blauw om dunnere huid te laten zien.

Er zijn ontzettend veel manieren om huidskleur te maken, en het is eigenlijk helemaal niet nodig om te proberen de werkelijkheid precies weer te geven. Vergeet alles wat je weet, kijk goed en probeer te mengen wat je ziet.

Vier vrouwenportretten, met een gele, oranje, paarse en roze tint van de huid. Het kan allemaal.


Huidskleur van donkere mensen[bewerken]

Bij het schilderen van huidskleur van mensen met een donkere huidkleur zou je naast geel, rood, blauw en wit, ook diverse bruinen kunnen gebruiken, zoals  gebrande sienna, gebrande omber en Van Dijckbruin. Gebruik liever geen zwart in de huid, want dat maakt het resultaat er niet mooier op.

Combinaties zijn:

  • Zeer donkere huid: Alizarinerood, rauwe omber en pruissisch blauw. Waar het licht valt wordt wit of napelsgeel bijgemengd. Voor de schaduwen het complementaire groen, viridiaan.
  • Bruine huid: Gebrande omber, gele oker, cadmiumoranje en wit. Voor de lichte delen met meer geel en wit, voor de donkerder delen bijv. ultramarijn bijmengen.
Karl Bodmer
Ponca Indianen
Anna Bilińska-Bohdanowicz
(1857–1893)
Peter Paul Rubens
(1577–1640)
Drie voorbeelden van schilderijen van zwarte mensen.


Ogen[bewerken]

Net zoals bij een echt gezicht, kijken we in een portret het eerst naar de ogen en de mond. Ogen en vooral de oogleden verschillen veel tussen mensen. Maar bedenk in elk geval dat het oog zelf een bol is, waar de oogleden overheen vallen. Dan kan je de toonverschillen van de oogleden beter begrijpen en beter weergeven. De oogbol zelf is dus ook een bol, en niet een ovaal met een cirkel in het midden. Maak de contrasten in het oog zelf nooit te hoog, want daardoor zou een vreemde, starende, blik ontstaan. Dat geldt voor het contrast tussen pupil en iris, en tussen iris en oogwit.

Dan de wimpers: schilder die niet haartje voor haartje, maar in een zachte veeg. Alleen het glimlicht in het oog kan wel een scherp contrast geven.

De oogleden bestaan uit zeer dunne huid, je ziet vaak het bloed erdoorheen schemeren. Ook zonder oogschaduw zijn de oogleden vaak wat donkerder dan de andere huid van het gezicht.

zes afbeeldingen van schilderijen met ogen. Het is heel persoonlijk wat je het meeste aanspreekt van deze stijlen.


Mond[bewerken]

De mond heeft een drie-dimensionale vorm. Je kan dus niet eerst de omtrekken van de mond schilderen en de vorm vervolgens opvullen met een kleur. Met licht en schaduw moet je de mond dus vormgeven. De lijn in het midden, waar de lippen op elkaar komen, is wel een duidelijke lijn. Kijk goed naar de vorm van deze lijn bij je model.

De vorm van de mond is zodanig dat deze in het midden meer naar voren steekt. Dat geldt voor de onderlip, maar ook voor de bovenlip. De bovenlip gaat meestal over in een deukje in het gedeelte net onder de neus. De bovenlip kan per persoon tot persoon sterk variëren: van dun tot zeer breed. De onderlip is vaak voller dan de bovenlip, steekt verder naar voren, en vangt daardoor het meeste licht op. Daarom wordt de bovenlip meestal donkerder geschilderd dan de onderlip. Als je dat doet, heb je meteen al iets van dieptewerking. Als je goed kijkt, zul je ook zien dat de kleur van de bovenlip scherper afsteekt tegen de huidskleur dan de onderlip, die zachter in kleur verloopt.

Kijk ook naar de kleur van de mond. Hoewel veel mensen denken dat de kleur rood is, is de kleur eerder bruin; vrijwel gelijk aan de huidskleur, met misschien iets meer rood en bruin erdoorheen gemengd.

Denk goed na of je je model wil laten lachen. Een lachend portret kan tijdsgebonden zijn en onnatuurlijk aandoen. Bedenk ook dat als de mond lacht, dit via allerlei spiertjes in het gezicht ook aan de ogen en wangen te zin is. Het hele gezicht lacht. Je kan dus niet een geïsoleerd lachende mond schilderen.

Neus en oren[bewerken]

De neus en oren zijn zeer ingewikkeld van vorm. De enige truc is om te kijken naar de schaduwen en de lichten. Schilder eerst de schaduwen, dan de rest van de vorm, en voeg als laatste de lichte plekken toe. Glimt de neus of is deze dof? Dat leidt tot een andere manier om de lichte plek te schilderen.

Haar[bewerken]

Het makkelijkt is waarschijnlijk om het haar eerst als één aaneengesloten vorm neer te zetten, met alvast wat licht en donker, en pas daarna de structuur van haar aan te brengen. Het is natuurlijk ondoenlijk om elke haar apart te schilderen, want een mens kan tot 100.000 haren op zijn of haar hoofd hebben.

Paul César Helleu
(1859–1927)


Portret van Alice Guérin, dichter, 1900

Eugene de Blaas
(1843–1932)

Een jonge schoonheid, 1882

William-Adolphe Bouguereau
(1825–1905)
Het geschiedenisboek, 1877
Drie voorbeelden van haar bij vrouwen. Je ziet het de verschillen tussen het haar en de haardracht zijn eindeloos. De manieren van schilderen eveneens.


Leeftijd[bewerken]

De leeftijd van een persoon heeft uiteraard veel invloed op hoe het portret eruit ziet. Niet alleen verandert de huid die rimpels krijgt. Het haar wordt dunner, de haargrens trekt zich veelal bij mannen wat terug, en het haar wordt grijzer. De huid wordt dunner zodat de aderen beter zichtbaar zijn. De kaaklijn verandert evenals de hals. Maar ook de blik verandert. Heeft een kind een onbevangen of dromerige blik, een oudere persoon, die veel heeft meegemaakt, heeft misschien meer uitdrukking in de ogen. Ook worden oudere mensen vaak wat dikker, of juist magerder.

Bolesław Barbacki
(1891–1941)
Juan Manuel Blanes
detail van een portret van Carlota Ferreira (1883)
Robert Thorburn
(1818-1885)

Portret van Arthur Wellesley

Links een oude vrouw met veel rimpels, een zure trek om de mond, en dun geworden haar. In het midden een wat dikkere vrouw, met een onderkin. Overigens een prachtige, zachte, kleurencombinatie met dat roze en groen. Rechts een oude man, met wit haar. Ook zijn huidskleur is erg bleek, alsof hij ziek is, of nog maar heel weinig buiten komt. Maar deze persoon heeft slechts weinig rimpels.


Kijkruimte[bewerken]

Als je een portret van iemand schildert, zorg er dan voor dat er in het schilderij is ruimte om te kijken. De geportretteerde moet niet opgesloten zijn in de lijst van het schilderij, maar hij of zij moet ruimte hebben om schijnbaar ergens naar te kijken. Dat "ergens" kan buiten het schilderij liggen.

P.P. Lens, ca. 1734, Portret van Bernard Lens Emil Bærentzen, 1849, portret van Anders Lunde Claude Bornet, 1763, portret van Denis Diderot
Drie portretten in een ovaal. In de twee linker portretten is duidelijk het verschil in kijkruimte te zien. In het rechter portret kijkt de geportretteerde naar buiten, dan is het model helemaal niet opgesloten binnen de lijst, maar ook hier is voldoende ruimte rond het hoofd gehouden.
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.