Schilderen/Landschap

Uit Wikibooks

Het schilderen van een landschap geeft je allerlei mogelijkheden om ervaring op te doen. Kies om te beginnen een eenvoudig landschap, bijvoorbeeld een weiland met een boom en een sloot, met wat huisjes in de verte.

Buiten schilderen[bewerken]

Probeer een landschap vooral naar de werkelijkheid te schilderen, dus buiten. Je kan natuurlijk ook naar een foto schilderen, maar dat is altijd het "next best", omdat je dan de ruimtelijkheid, de buitenlucht, de geuren, de warmte of kou, het echte licht etc. mist. Als je buiten schildert moet je wel snel werken, omdat je maar een paar uur de tijd hebt. Dan werk je ala prima. Natuurlijk kan je later thuis het schilderij nog afmaken met details. Dan is het zeker handig om een of meer foto's te maken om je herinnering te helpen.

Vereenvoudigen is noodzaak[bewerken]

Wanneer je naar een landschap kijkt komen er enorm veel details op je af: structuren, kleuren en allerlei vormen. Daar moet je dus uit kiezen. Kijk eens wat je nu het meeste aanspreekt. Is het de lucht, kies dan een lage horizon en veel lucht. Is het een bruggetje over een sloot, schilder dat dan in detail en alles eromheen veel schematischer. Maar een probleem bij het vereenvoudigen is dat je niet wilt dat er grote saaie vlakken in je werk ontstaan (tenzij je dat juist wel wilt natuurlijk, als het je bijvoorbeeld gaat om de vormen). Probeer om saaiheid te voorkomen je penseelstreek te variëren als je een vlak in één kleur schildert zoals een weiland.Meng er nat in nat een andere kleur doorheen, bijvoorbeeld wat geel door je lichtgroen. Zie je geen structuur, dan kan je de schaduw van de wolken erbij denken, of de richting van het zaaien of maaien door parallelle strepen te maken in verschillende kleuren groen.

Maak – vooral vooraan – wat details zichtbaar, en laat achterin elk detail weg. Maar overdrijf het niet. Je aandachtspunt van het landschap ligt toch eerder in de wijdte dan in de details op de voorgrond.

Gustav Wentzel
(1859–1927)
Grønt gress, 1890
Paul Cézanne
(1839–1906)
Kale bomen bij de Jas de Bouffan
Gustave Courbet
(1819–1877)
De rots van de 10 uren, 1855
Drie voorbeelden van schilderijen met een weiland. Kijk eens hoe de schilders de structuur van het gras op het weiland hebben weergegeven. Dit alles dient om te voorkomen dat er een glad, saai, groen oppervlak zichtbaar wordt.


Kies je formaat en je compositie.[bewerken]

Om een landschap te schilderen begin je, zoals bij elk schilderij, met het kiezen van je ondergrond en de stand waarin je de ondergrond wilt gebruiken. Voor een landschap is het gebruikelijk om een langwerpige ondergrond te kiezen en dat horizontaal te gebruiken, maar dat is absoluut geen verplichting. Het horizontale formaat maakt het wel makkelijker om de ruimtelijkheid weer te geven, zeker bij het platte Nederlandse landschap.

Yamaoka Beika, Japanse schilder (1868 - 1914) Anna Gardell-Ericson 1853-1939, aquarel
De Japanse schilders hebben een totaal andere conventie voor het schilderen. Traditioneel schilderen zij op langwerpige rollen. Zelfs landschappen schilderen zij dus op verticaal formaat, in dit geval van een bergachtig gebied, dat zich goed voor een verticaal formaat leent. Verreweg de meeste Europese schilders zullen een landschap horizontaal schilderen. Kijk trouwens eens naar de aquareltechniek in beide schilderijen. Het Japanse schilderij ingetogen met weinig kleuren, bij het Zweedse schilderij spatten de kleuren eraf. In het Japanse schilderij is het water wit gelaten. In het Zweedse schilderij heeft het water alle kleuren van de regenboog.

Kies daarna je compositie. Wijk gerust af van wat je ziet. Als een bomenrij en een boerderij in werkelijkheid te ver uit elkaar staan voor je schilderij, plaats ze dan dichter bij elkaar. Doet dat ook met de wolken, die veranderen toch de hele tijd, dus zet ze neer waar het je bevalt. Probeer een keus te maken voor het aandachtspunt in je compositie en denk aan de balans. Denk aan het perspectief en aan het atmosferisch perspectief die in eerdere hoofdstukken van dit boek behandeld zijn.

De plaats van de horizon[bewerken]

De horizon is een belangrijke lijn in je landschap. Vaak zal het de eerste lijn zijn die je in je schilderij neerzet, zeker bij olieverf of acrylverf. Bij aquarelverf zal men wellicht de horizon, waar het altijd licht is, niet neerzetten. De lijn van de horizontaal geeft in elk geval meteen richting aan de rest van je schilderij. Als je de lucht wil benadrukken, kies dan een lage positie van de horizon. Wil je vooral de bodem schilderen, kies dan een hoge positie.

František Kaván, het pad Idem, landschap met hooischelven, 1922
Kijk eens naar het effect van de hoge en de lage horizon. De lage horizon geeft een ruimtelijke indruk, terwijl de hoge horizon in het andere werk meer laat zien van de structuur van de heuvel.


De horizon is overigens ook een belangrijke lijn om de grootte van voorwerpen aan te geven. Bedenk dat de horizon elk voorwerp doorsnijdt op jouw ooghoogte, of het nu een boom is, een waterval, een persoon of een dier in het landschap. Dit is uitgelegd in het hoofdstuk Horizon.

Groen[bewerken]

O, wat is er toch veel groen in het Nederlandse landschap! Wat is het verleidelijk – en zo makkelijk, om groen direct uit de tube te gebruiken. Maar doe dat niet! Het groen uit de tubes is te fel, te eentonig en vooral: te groen. Het echte groen in het landschap is vaak wat bruinig, wat blauwig, wat gelig. Meng je groen uit de tube dus voluit met andere kleuren. Varieer met je groen. Denk ook vooral aan het atmosferisch perspectief, des te verder weg, des te blauwer of grijzer moet je het groen maken om diepte te creëren.

Vogelperspectief of kikvorsperspectief[bewerken]

Een bijzondere keus kan zijn voor een landschap van boven te schilderen, vanuit het zogeheten "vogelperspectief".

Janneke Viegers
Schiphol
foto van Andrew Douglas Rothbard door Gene Hackmore
Janneke Viegers schildert veel werk uit een vogelperspectief. Dit schilderij van Schiphol is vrijwel geheel in grijze tonen gemaakt. Door het witte gedeelte in het midden wordt je oog daarheen getrokken, maar maakt het vervolgens draaiende bewegingen langs de pieren en vliegtuigen. Als voorbeeld voor het kikvorsperspectief is in dit geval een foto gebruikt. Ook met een tamelijk monotoon kleurgebruik, maar geheel in contrast met het grijs van Janneke Viegers ditmaal rode tonen. Kijk ook eens naar het gevoel dat deze werken opwekken in contrast met elkaar.


Lucht en wolken[bewerken]

Net zoals groen niet groen is, is het wit van de wolken niet altijd wit. Wolken hebben een vorm, en daardoor ook delen die in het licht zijn, of juist in de schaduw. De lucht is ook niet blauw uit de tube, zelfs niet als je de kleur hemelsblauw of ceruleumblauw gebruikt. De lucht, ook al is deze egaal blauw, heeft gradaties van kleur. Bij de horizon is de lucht altijd lichter dan recht boven je hoofd. Meng daar dus extra wit bij.

De lucht is een essentieel onderdeel van het landschap. Zelfs als de lucht niet zichtbaar is, bijvoorbeeld als je met een hoge horizon schildert, of een dicht bos, dan is het licht er nog. Het licht in het landschap komt immers van de zon, maar heel vaak alleen van de lucht, als de zon achter de wolken zit. Daarom vormen lucht en landschap een eenheid, en het beste is er tegelijk aan te werken. Probeer de verf van de lucht in het landschap te gebruiken; gebruik bijvoorbeeld wat blauw van de lucht in de schaduwen. Gebruik omgekeerd de kleuren van het landschap in de lucht.

Konrad Krzyżanowski
(1872–1922)
Wolken, 1906
Toegeschreven aan Caspar David Friedrich
(1774–1840)
Wolkenstudie, ca. 1798
Robert Zünd
(1826–1909)
De oogst
In de twee rechter voorbeelden komen de kleuren van het landschap terug in de wolken. Daardoor ontstaat er een eenheid en harmonie tussen het landschap en de lucht. Merk ook eens op hoe totaal verschillend de wolken hier zijn weergegeven. In het rechter voorbeeld komen de kleur van landschap resp. lucht niet terug in het ander vlak. De lucht lijkt dan ook op een uitgeknipt blad blauw papier.

Bedenk ook dat in wolken perspectief voorkomt. De wolken ver weg zijn kleiner dan de wolken die dichtbij zijn. Als de wolken op een rij liggen, hebben ze zelfs een verdwijnpunt op de horizon. De licht-donker contrasten in de wolken zullen dan ook veelal vooraan sterker zijn dan achteraan op je schilderij.

Fyodor Vasilyev
(1850–1873)
Wolken
Gaston Brun
1908
Avond na regen
Op deze twee schilderijen zie je duidelijk dat er perspectief is in de wolken. De wolken verder weg, dichter bij de horizon, zijn kleiner geschilderd dan de wolken dichtbij.

De vorm van de wolken kan je natuurlijk manipuleren, zodat ze het beste bij de compositie passen. Zo kan je de techniek van de echo gebruiken om eenheid te bereiken; de vorm van de wolken sluit dan aan bij vormen in het landschap.

In een stormachtig wolkenlandschap komen veel grijzen en bruinen voor. Gebruik warme en koele tinten en wissel deze af. En zoals altijd, kijk goed naar de wolken en oefen heel veel.

Josef Mánes
1846-47
Wolken in de bergen
John Constable
(1776–1837)
Zeelandschap met regenwolk, 1827
Twee voorbeelden van regenwolken. Beide schilders gebruiken warme bruine of zelfs roze tinten. En dat zetten ze tegenover de koele grijzen in de dreigende, donkere wolken.


Regenboog schilderen, dat is zeer moeilijk. Hieronder een paar voorbeelden van bekende schilders.

J. M. W. Turner
(1775–1851)
Regenboog bij Kasteel Arundel, ca 1824
Rubens
(1577–1640)
Landschap met regenboog, rond 1636
Thomas Moran
(1837–1926)
Regenboog bij Grand Canyon (1900)
Is het mogelijk een regenboog te schilderen? Zelfs beroemde kunstenaars hebben het geprobeerd, maar eigenlijk is het resultaat onbevredigend. En niet alleen omdat ze niet wisten dat de lucht een andere tint heeft binnen de regenboog dan erbuiten. Let maar eens op! De oorzaak dat het niet lukt is wellicht dat een echte regenboog licht uitstraalt, en dat is onmogelijk om na te schilderen.


Avond- of nachtlandschap[bewerken]

Een zonsondergang schilderen? Bezint eer ge begint. Al gauw wordt het kitsch. Hieronder een paar voorbeelden, waar de kijker maar moet besluiten of het geslaagde schilderijen zijn.

Caspar David Friedrich
1830-1835
Avondlandschap met twee mannen
Edward Williams
1782-1855
Winteravond
Elliott Daingerfield
1859-1932
Avondlandschap
Voorbeelden van geschilderde zonsondergang

Een avond- of nachtlandschap is beter te doen als de zon al is verdwenen achter de horizon. Natuurlijk is het schilderij overwegend donker, maar je zal toch ook contrasten en kleuren gebruiken waarschijnlijk. Hier een paar tips, gebaseerd op een studie van schilderijen van bekende kunstenaars:[1]

Contrasten:

  • De meeste contrasten aanbrengen in de lucht of in het water, wanneer dat aanwezig is.
  • De lucht is altijd lichter dan het landschap, hoe donker de lucht ook is (wolken zijn vaak wel vaak zwaar en even donker als landschap afgebeeld) Een uitzondering is een sneeuwlandschap.
  • Het weinige licht dat er is, is meer geconcentreerd dan in een ‘daglicht’ schilderij. De lichtbron is vaker direct te zien. De maan is vaker in beeld dan de zon, als er kunstlicht is vanuit een huis bijvoorbeeld, is dat zeer opvallend aanwezig in de compositie.

Kleuren:

  • Gebruik voornamelijk onverzadigde, ‘vergrijsde’ of gedekte kleuren. Van Gogh is bekende uitzondering die wel primaire kleuren gebruikten, maar er zijn meer uitzonderingen.
  • Meer donkere dan lichte kleuren.
  • Er zijn weinig kleurcontrasten binnen een schilderij, soms is er slechts één kleur die de hele voorstelling bepaalt.
  • Nadruk op koele kleuren als blauw, blauwgrijs, blauwgroen, paars. Soms contrasterend met warmer licht van lamp of maan.

Vormen / compositie

  • Voorwerpen op het land zijn alleen zichtbaar in het tegenlicht, waardoor vormen tegen de lucht als silhouetten worden afgebeeld. Vormen worden zichtbaar en herkenbaar door tegenlicht, niet door licht wat op de vorm zelf valt.
  • Nadruk op de grote vlakken, omdat details niet aanwezig zijn of nog veel meer dan bij daglicht opgaan in de grote vlakken.
  • Alles is vager dan overdag, details zijn niet zichtbaar.
  • Onscherpe vormen, die scherper worden door de contrasten met bv lichtere lucht of waterpartij.
Rubens
1630-1640
avondlandschap met boerenkar
Theodore Gericault
1818, Avondlandschap met aquaduct
Lucas van Uden
tussen 1620 en 1672
Avondlandschap
Drie voorbeelden van gedekte kleuren, veel contrasten in de lucht en in water, uit de 17e-19e eeuw
John Constable
1825
Avondlandschap in de zomer
Kuindzhi Evening
1890
Avond
Piet Mondriaan
1907
Molen
Drie voorbeelden met weinig details, silhouetten, en het meeste licht in de lucht.


Een mogelijke aanpak (1)[bewerken]

Een mogelijke aanpak voor het schilderen van een landschap in acryl of olieverf is als volgt:

  • Geef je ondergrond - als voorbereiding – in het atelier – een lichte aardkleur, bijvoorbeeld okergeel.
  • Teken buiten met houtskool, of schets direct met een dunne ronde penseel het lijnenspel in het landschap op je doek. Veeg de houtskool goed weg.
  • Begin met de grootste vlakken in het landschap te schilderen, gebruik een brede kwast. Begin bijvoorbeeld met de donkere schaduwen en werk daarna de lichtere partijen uit. Meng telkens een iets andere kleur bij, zodat je gevarieerde kleuren in je schilderij krijgt. Vul de eerst getekende lijnen niet plichtmatig in, gebruik die alleen als richtsnoer. Kijk regelmatig naar het landschap dat je schildert. Als de schaduwen veranderen doordat de zon zich verplaatst, trek je daar niet al te veel van aan. Schilder gewoon wat je elk moment ziet.
  • Laat gerust de ondergrond door de nieuwe lagen heen schemeren, alles dicht schilderen is niet nodig.
  • Als je tevreden bent over de grote vlakken, neem je een kleinere kwast om in kleine korte toetsen of draaiende streken allerlei details in te vullen, zoals bladeren, gras, details van een gebouw, golven in water etc. Meng niet teveel met de verf die eerder is opgebracht, want dan wordt het resultaat grauw en modderig.
  • Gebruik ten slotte een klein penseel voor de laatste details.
  • Als je vindt dat het schilderij nog verder uitgewerkt moet worden, kan je dat thuis nog doen. Maak eventueel een foto als geheugensteun.

Een mogelijke aanpak (2)[bewerken]

Deze methode werkt het beste met acrylverf, omdat het prettig is als de lagen snel drogen. Bekijk het landschap alsof het bestaat uit vier lagen:

  1. Lucht
  2. De achtergrond, die ver weg is
  3. Het belangrijkste onderwerp, bijvoorbeeld een boerderij, een waterval
  4. De voorgrond

Deze vier onderdelen staan op je schilderij van boven naar onder. De bovenste kleuren zijn volgens het atmosferisch perspectief blauwer en vager, de onderste kleuren minder blauw, in het algemeen feller en met grotere contrasten. Werk dan bijvoorbeeld als volgt:

  1. Geef je hele schilderij de kleur van de lucht, dat kan vlekkerig zijn, met wolken, of egaal blauw of grijs.
  2. Bedek de bovenste kant van je schilderij, bijvoorbeeld met een afgescheurde krant en geef het onderste deel de kleur van de verte. Laat gerust wat kleur doorschemeren van de lucht.
  3. Bedek de bovenste helft met opnieuw een anders afgescheurde krant, en schilder de ondergrondkleur voor je onderwerp.
  4. Schilder weer een stuk krant af en schilder de achtergrondkleur van de voorgrond.
  5. Schilder vervolgens alle details in.

Enkele trucjes[bewerken]

  • Met een spons kan je makkelijk fijne structuren aanbrengen, zoals de textuur van verweerde rotsen, brokkelige steen, een kiezelstrand, golven van de branding en zelfs de bladeren van bomen.
  1. Peter Kempeneers, december 2017
Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.