Oudgrieks/Een korte geschiedenis/Een bloei van beschaving

Uit Wikibooks

-- Inleiding --

-- Basiscursus --

  1. Inleiding
  2. Een korte geschiedenis
    1. De Donkere Eeuwen
    2. Een bloei van beschaving
    3. Oorlogen en conflicten
    4. De Klassieke Periode
    5. Alexander de Grote en de Hellenistische Periode
  3. Blok 1
  4. Blok 2
  5. Blok 3
  6. Blok 4
  7. Blok 5
  8. Blok 6
  9. Samenvatting
  10. Afsluiting

-- Taaloverzicht --

  1. Klankleer
    1. Alfabet
  2. Vormleer
    1. Lidwoorden
    2. Zelfstandige naamwoorden
    3. Adjectieven
    4. Bijvoeglijke naamwoorden
    5. Werkwoorden
    6. Voornaamwoorden
    7. Bijwoorden
    8. Telwoorden
  3. Syntaxis
    1. De zin

-- Woordenlijst --


Maar terwijl het gaandeweg beter ging met de kleine dorpjes en andere nederzettingen en de bevolking langzaam weer groeide, kwam ook beetje bij beetje de handel weer op gang. Door handel kwamen de Griekse volken in contact met de Feniciërs, een handelsvolk dat op dat moment een hogere beschaving kende dan de Grieken, én een alfabet. Dit alfabet namen de Grieken in aangepaste vorm over. Rond deze tijd gaan volgens de geschiedschrijvers de Donkere Eeuwen over in de Archaïsche Periode. Inmiddels is het dan rond 800 v.Chr.

In de Archaïsche Periode begon de Griekse cultuur tot wasdom te komen. De stadstaat (polis) ontwikkelde zich en het bestuur ervan veranderde: de democratie werd uitgevonden, kunst en cultuur gingen een grotere rol spelen dan in de Donkere Eeuwen – en heel belangrijk: er werd steeds meer opgeschreven.

Niet alleen grote stadstaten als Athene en Sparta werden belangrijk: de Hellenen stichtten wijd en zijd kolonies langs de kusten van de Middellandse Zee: dicht bij het "echte" Griekenland, zoals nieuwe steden in Klein-Azië en steden als Byzantium, maar ook naar het westen: in Italië, Frankrijk, op Corsica en Sicilië en Noord-Afrika: steden als Napels (Neapolis), Syracuse en Marseille (Massalia) zijn oorspronkelijk Griekse kolonies.

De stadstaten, die vroeger bestuurd werden door een koning, kwamen langzaam in de macht van enkele mensen (in een aristocratie, oligarchie of plutarchie) of de staat werd een democratie, met als bekendste voorbeeld Athene. In deze nieuwere stadstaten was er vaak een duidelijk onderscheid ontstaan tussen vreemdelingen (in Athene metoiken genoemd en in Sparta perioikoi) en burgers (resp. politai en homoioi). Politai waren door hun oorsprong in de stad bevoorrecht over metoiken in de vorm van bijvoorbeeld stemrecht of het recht een huis te mogen bezitten. Onder deze twee groepen stonden nog de slaven. Slaven hadden in principe helemaal geen rechten en waren niet vrij, wat metoiken nog wel waren.

Naast de ontwikkeling van het sociale systeem kende de Archaïsche Periode ook een culturele, wetenschappelijke en economische bloei. Het gebruik van muntgeld ontstond, de handel nam sterk toe – mede door de kolonies –, er werden godsdienstige feesten gehouden, de Archaïsche beeldhouwkunst ontstond, en er ontstonden filosofen – geleerde mannen die nadachten over allerlei gewichtige zaken. Filosofie was niet alleen wat we tegenwoordig verstaan onder deze term, maar omvatte ook natuurwetenschappen zoals astronomie en wiskunde. De belangrijkste bloei van de meeste kunsten kwam echter pas later.


Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.